Index:
Uit: Liedboek der Kerken
Uit: Enige Gezangen, toegevoegd aan de Psalmberijming van
1773
Uit: Hanna Lam Liederen
Uit: Wie zingt
mee?
LIED
76: 1-2
1
Geest des Heren, kom van
boven!
Laaf met uw genadegoed
alle zielen, die geloven,
doe ze blaken van uw gloed!
Op het blinken uwer stralen
buigt zich d' aard voor Jezus
neer,
zaam'len zich van heind' en
veer,
alle tongen, alle talen.
Halleluja, U zij d' eer,
U zij d' eer, halleluja!
2
Heilig licht en Gids ten
leven,
breng ons door het Woord te
zaam!
Leer ons God ons harte geven
met de lieve Vadernaam!
Maak ons vrij van alle
dwaling,
vrij van alle fabelleer,
trouw aan Christus, onze
Heer,
tot onz' uiterst'
ademhaling!
Halleluja, U zij d' eer,
U zij d' eer, halleluja!
LIED
77: 1-9
1
Heil'ge Geest, daal tot ons
neer,
zend ons van de hemel, Heer,
van uw licht de klare
schijn!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
2
Kom, der armen Vader, kom,
kom, der gaven Schenker,
kom,
en verlicht ons hart rondom!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
3
Beste Trooster in de smart,
die de gast zijt van ons
hart,
zalige verkwikking, kom!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
4
Rust in arbeid, moeizaam
zwaar,
schaduw, koelt' in
zongevaar,
troost in tranen, kom, o
kom!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
5
Zalig licht, zo klaar en
rein,
vul des harten donk're
schrijn
met uw held're zonneschijn!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
6
Zonder uwe godd'lijkheid
is de mens slechts
ijdelheid,
is zijn hart slechts
zondigheid!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
7
Was, wat vuil en onrein is,
drenk, wat droog, onvruchtbaar
is,
heel, wat wond en pijnlijk
is!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
8
Buig, wat hard, onbuigzaam
is,
warm, wat kil en ijzig is,
stuur, wat op de doolweg is!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
9
Sta ons bij te rechter tijd,
maak ons in de dood
verblijd,
geef ons heil in eeuwigheid!
Halleluja!
Halleluja, halleluja!
LIED
78: 1-6
1
Daal Schepper, Heil'ge Geest, daal
af!
Uw adem, die ons 't aanzijn
gaf,
vervull' met bovenaardse
kracht
het schepsel, dat uw zegen
wacht.
2
Gij zijt de Trooster, die ons
leidt,
de gave, die ons God
bereidt,
de bron, waaruit het leven
vloeit,
het vuur, dat heel ons hart
doorgloeit.
3
Gij, van Gods liefde 't
onderpand,
en vinger van Gods
rechterhand,
door U gezalfd, meldt onze
mond
de Lof des Vaders, die U
zond.
4
Ontsteek Gij 't licht voor onze
zin,
giet onze harten liefde in,
versterk door uwe
scheppersmacht
van 't vege lijf de zwakke
kracht.
5
Weer van ons af des vijands
nijd
en geef ons vrede t' allen
tijd.
Wanneer Gij onze Leidsman
zijt,
treft ons geen onheil in de
strijd.
6
Leer ons de Vader en de Zoon
met U, de Geest, van beider
troon
tot ons gedaald uit d'
eeuwigheid,
aanbidden nu en t' allen
tijd!
LIED
79: 1-4
1
Wij bidden U, o Heil'ge
Geest,
leer Gij ons geloven
allermeest.
Wil ons toch bevrijden uit 's werelds
lijden,
en aan 't eind bij God een plaats
bereiden.
Ontferm U, Heer.
2
Gij, zalig Licht, geef ons Uw
schijn,
dat wij Jezus Christus eigen
zijn,
kennen de Getrouwe, op wien wij
bouwen,
door wien w' eens het vaderland
aanschouwen.
Ontferm U, Heer.
3
Gij, heil'ge Liefde, zend uw
gloed,
die ons koude hart ontvlammen
doet,
dat wij, een van zinnen, elkander
minnen,
alle strijd en onvreed'
overwinnen.
Ontferm U, Heer.
4
Gij, hoogste Troost in alle
nood,
geef, dat wij niet vrezen zond' en
dood,
dat wij niet versagen en 't moedig
dragen,
als die vijand 't leven komt
belagen.
Ontferm U, Heer.
LIED
80: 1-6
1
O Heilige Geest, o heilige
God,
Gij ware Trooster in ons
lot!
Gij zijt gedaald van 's hemels
troon,
o Geest van Vader en van
Zoon,
o Heilige Geest, o heilige
God!
2
O Heilige Geest, o heilige
God,
maak ons getrouw aan uw
gebod:
ontsteek in ons uw
liefdegloed,
die alle tweedracht wijken
doet,
o Heilige Geest, o heilige
God!
3
O Heilige Geest, o heilige
God,
doe ons geloven ondanks
spot.
Het kruis is ons een
ergernis,
zolang uw hulp niet met ons
is,
o Heilige Geest, o heilige
God!
4
O Heilige Geest, o heilige
God,
wil onze geest verlichten
tot
hij God, de Vader, kennen
leer'
en Jezus Christus, onze
Heer.
O Heilige Geest, o heilige
God!
5
O Heilige Geest, o heilige
God,
Gij toont ons 't hemels
heilgenot.
Verkloek ons in de aardsen
strijd
en voer ons tot uw
heerlijkheid,
o Heilige Geest, o heilige
God!
6
O Heilige Geest, o heilige
God,
verlaat ons niet in 't
stervenslot,
dan brengen wij U, trouwe
Heer,
hier en daarboven lof en
eer,
o Heilige Geest, o heilige
God!
LIED
81: 1-3
1
Bron der hoogste zaligheden,
allerreinste hemelgloed,
trouwe Leidsman hier
beneden,
beid' in vreugd en
tegenspoed,
Geest des Heren, steun der
Kerk,
zegel van 't
verlossingswerk,
aller vromen hoogst
verlangen,
heilig, heilig onze zangen!
2
Uit den hogen wordt G' als
regen
overvloedig uitgestort.
En een rijke hemelzegen
kiemt, waar Gij gezonden
wordt.
Heil'ge Geest, keer tot mij
in
en verander mijne zin,
heilig al mijn
geesteskrachten,
die op uw vernieuwing
wachten.
3
Gij, Gij zijt de beste gave,
die een hart verlangen kan.
Aardse rijkdom, schat of
have
hebben daar geen schaduw
van.
Kruisig Gij mijn oude zin,
neem geheel mijn wezen in,
en vernieuw mij telken dage,
dat ik Jezus' beelt'nis
drage!
LIED
82: 1-4
1
De Heer is waarlijk
opgestaan
en heerlijk uit zijn graf
gegaan,
de vijand lag verslagen!
Gods eng'len daalden neer op d'
aard,
niet langer met de vloek
bezwaard,
die had Hij weggedragen.
2
Elk heff' met ons de lofzang
aan!
Gods Zoon heeft aan Gods recht
voldaan,
Hij heerst als aller Koning;
Hij zendt zijn Geest, de Trooster,
neer;
zingt, halleluja, zingt zijn
eer:
't is 't feest van Jezus'
kroning.
3
Wie zou, daar Jezus voor ons
stierf,
en ons de Geest ten troost
verwierf,
wie zou zijn beeld niet
dragen,
en vol van God, die in ons
woont,
de Geest, die ons zijn vriendschap
toont,
niet zoeken te behagen?
4
Wij mogen 't heil voor Jezus'
Kerk,
des Vaders lust, des Geestes
werk,
al d' eeuwen door
verwachten.
Hem, die bij God voor zondaars
spreekt,
Hem, wie 't aan liefde nooit
ontbreekt,
ontbreekt het nooit aan
krachten.
LIED
83: 1-5
1
Komt allen, deze dag
moet waardig zijn bezongen.
Roemt 's Heren grote daan
met nieuw bezielde tongen!
Eens heeft Gods Heil'ge
Geest
veel helden toebereid:
o, werden thans ook wij
door 't Pinkstervuur gewijd!
2
O sterke liefdegeest,
laat uwe gloed ons vinden
en aller hart en ziel
tot eenheid samenbinden.
En waar des vijands list
ons telkens scheiden wil,
zo weer hem af en maak
ons vredig, vroom en stil.
3
Gij, Christus, zijt het
Hoofd
en wij zijn uwe leden,
herboren uit gena,
en dankbaar toegetreden.
O, werk door uwe macht
en gaven velerlei,
dat elk op zijne plaats
een levend lidmaat zij.
4
Waar kennis schiet tekort
en ons verstand moet falen,
en onze zwakke wil
verleid wordt telkenmale,
o laat dat, eeuwig Licht,
door uwe glans vergaan
en laat in uwe kracht
ons blij, gelovig staan.
5
Wie Godes Geest bezielt,
wie Godes Woord doet zingen,
wie draagt van zijn gena
de rijke eerstelingen,
die prijze hier met ons,
in dank en diep ontzag,
de Vader, die zijn trouw
vernieuwt van dag tot dag.
LIED
84: 1-4
1
Gezalfde Heer en Koning,
die bij de Vader leeft,
en uit uw hemelwoning
des hemels schatten geeft,
O, zend ons uwe Geest,
doe ons de zegen vinden,
die neerdaald' op uw vrinden
op 't heerlijkst
Pinksterfeest.
2
De Geest, die Gij doet
dalen,
brengt hier getuigenis
aan kind'ren, die verdwalen,
dat God hun Vader is;
Hij schenkt ons 't
kinderlot.
Hij, die 't geloof
verzegelt,
der zwakken schreden regelt,
brengt ons op 't pad tot
God.
3
Wat is de Geest des Heren?
Gods heil'ge liefde alleen.
Mocht Hij zich tot ons keren
en maken allen een!
Welzalig wie gelooft!
Hij heiligt de gemoed'ren
en maakt ons allen
broed'ren,
verenigd met ons Hoofd.
4
Moog' ons die Geest
doordringen,
dan wordt het ons gewis,
dat met zijn zegeningen
de Christus in ons is.
Blijf in ons allen, Heer!
Laat zo Uw Geest ons
sterken,
dat wij het goede werken,
als Gij, tot 's Vaders eer!
LIED
85: 1-3
1
Uw dankb're Christenschaar,
verhoogde Middelaar,
juicht in uw heerlijkheid!
Van uwe troon vol eer
zond Gij de Leraar neer,
die in de waarheid leidt.
Uw woord houdt eeuwig stand,
Gij hebt uw Kerk geplant,
Gij blijft haar lot
bestieren,
Gij schonkt haar uwe Geest,
waarvan wij op dit feest
verheugd gedacht'nis vieren.
2
Och, waren w' aan uw Geest
altijd getrouw geweest,
hoe rein waar' onze vreugd!
Want elke goede zucht
was van uw Geest de vrucht,
een roepstem tot de deugd.
O, Heiland, leer ons zien,
dat wij door 't licht te
vlien
altijd uw Geest weerstreven,
en dat in ons gemoed
elk' aandrang tot het goed'
is door uw Geest gegeven.
3
Och, dat die heilfontein,
zo godd'lijk, mild en rein,
niet vrucht'loos voor ons
vloei'!
En dat de zaligheid,
zo mild op aard verbreid,
ons dankbaar hart ontgloei'!
O Levensvorst, heb dank,
dat w' onder 't blij geklank
dier heilmaar zijn geboren,
en voor een schoner dag
dan immer 't mensdom zag,
door U zijn uitverkoren!
LIED
86: 1-3
1
Verhef, verhef uw
zegezangen,
uw loflied, Christen, rijz'
omhoog!
De Kerk heeft 's Vaders Geest
ontvangen,
Hij daald' op aard' voor aller
oog.
Aan vuurtong, wind en vreemde
talen
erkennen wij des Konings
trouw,
daar Hij de Geest doet
nederdalen,
de Geest, die Hij ons zenden
zou.
2
De verste volken zelfs
getuigen:
hier werkt, hier spreekt Gods
majesteit,
daar scharen zich aanbiddend
buigen
voor Jezus' macht en
heerlijkheid.
Hij leeft en heerst als aller
Koning,
verspreidt zijn zegepraal
alom:
de Geest, het pand van zijne
kroning,
maakt harten tot zijn
heiligdom.
3
Bewaar ons, dat w' U nooit
bedroeven,
U, die de ware Trooster
zijt.
Gij weet en schenkt, wat wij
behoeven,
Gij blijft ons bij in
eeuwigheid.
Zo maakt G' ons vrolijk, moedig,
heilig,
en sterkt ons in de bangste
nood:
in uw geleide zijn wij
veilig
en overwinnen wij de dood!
LIED
87: 1-3
1
Ruis, o Godsstroom der
genade
in gemeent' en huis en hart!
Laat in U gezond zich baden,
wat gebogen gaat door smart!
Stroom, o Heil'ge Geest,
terneder
op het uitgedroogde land;
en de bloemen bloeien weder,
haast verwelkt door
zonnebrand.
2
Laat het uit Gods hemel
stromen
in de kerken overal!
Van uw nederdaling dromen
moede harten zonder tal.
Nieuwe liefde, nieuwe
zangen,
kracht, die zielen opwaarts
tilt,
brengt uw ruisen, die ’t
verlangen
als een heilig lied
doortrilt.
3
Komt, gij dorstigen, hier
drinken
uit die milde heilfontein!
Laat uw ziel in 't stof niet
zinken,
maar in haar gereinigd zijn.
Laat U door haar golven
dragen
tot waar liefde nooit
verkoelt,
waar de kust der aardse
dagen
door Gods vreugde wordt
omspoeld.
GEZANGEN UIT HET
LIEDBOEK DER KERKEN
GEZANG 236:
1-7
1
De jaarkring brengt ons in zijn
keer
de allerschoonste vreugde
weer,
omdat de Geest des Heren
wordt
op zijn discip'len
uitgestort.
2
Vlammen die op hun hoofden
staan,
nemen de vorm van tongen
aan,
opdat zij rijk aan woorden
zijn
en vol van liefde sterk en
rein.
3
De menigte der volken beeft
omdat hun taal voor allen
leeft.
Men schimpt: zij zijn vol zoete
wijn,
die door de Geest bevleugeld
zijn.
4
Juist vijftig dagen na het
feest
van Pasen kwam de Heil'ge
Geest,
de spanne tijds van ouds gesteld,
waarop de wet der vrijheid
geldt.
5
Wij buigen ons ootmoedig
neer,
en bidden U, getrouwe Heer,
geef dat vandaag ook ons
doorstraalt
de Geest die van de hemel
daalt.
6
Wanneer het hart geheiligd
is
vervul het met uw lafenis,
scheld Gij ons onze schulden
kwijt
en geef ons vrede in deze
tijd.
7
Wij roepen God de Vader aan,
de Zoon, uit 't graf weer
opgestaan,
de Heil'ge Geest, die ons
geleidt,
van eeuwigheid tot
eeuwigheid.
GEZANG 237:
1-6
1
Kom Schepper, Geest, daal tot ons
neer,
houd Gij bij ons uw intocht,
Heer;
vervul het hart dat U
verbeidt,
met hemelse barmhartigheid.
2
Gij zijt de gave Gods, Gij
zijt
de grote Trooster in de
tijd,
de bron waaruit het leven
springt,
het liefdevuur dat ons
doordringt.
3
Gij schenkt uw gaven
zevenvoud,
o hand die God ten zegen
houdt,
o taal waarin wij God
verstaan,
wij heffen onze lofzang aan.
4
Verlicht ons duistere
verstand,
geef dat ons hart van liefde
brandt,
en dat ons zwakke lichaam
leeft
vanuit de kracht die Gij het
geeft.
5
Verlos ons als de vijand
woedt,
geef, Heer, de vrede ons
voorgoed.
Leid Gij ons voort, opdat geen
kwaad,
geen ongeval ons leven
schaadt.
6
Doe ons de Vader en de Zoon
aanschouwen in de hoge
troon,
o Geest, van beiden
uitgegaan,
wij bidden U gelovig aan.
GEZANG 238:
1-5
1
Kom o Geest des Heren kom
uit het hemels heiligdom,
waar Gij staat voor Gods
gezicht.
Kom der armen troost, daal
neer,
kom en schenk uw gaven,
Heer,
kom wees in de harten licht.
2
Kom o Trooster, Heil'ge
Geest,
zachtheid die de ziel
geneest,
kom verkwikking zoet en
mild.
Kom o vrede in de strijd,
lafenis voor 't hart dat
lijdt,
rust die alle onrust stilt.
3
Licht dat vol van zegen is,
schijn in onze duisternis,
neem de harten voor U in.
Zonder uw geheime gloed
is er in de mens geen goed,
is de ziel niet rein van
zin.
4
Was wat vuil is en onrein,
overstroom ons dor domein,
heel de ziel die is gewond,
maak weer zacht wat is
verstard,
koester het verkilde hart,
leid wie zelf de weg niet
vond.
5
Geef uw gaven zevenvoud,
ieder die op U vertrouwt,
zich geheel op U verlaat.
Sta ons met uw liefde bij,
dat ons einde zalig zij,
geef ons vreugd die niet
vergaat.
GEZANG 239:
1-7
1
Kom Schepper God, o Heil'ge
Geest,
daal in de mensenharten
neer,
zij zijn uw schepselen
geweest,
herschep hen in genade,
Heer.
2
Uw naam is Trooster. Gij
geleidt,
o goddelijk geschenk, ons
voort,
o balsem die ons werd
bereid,
o bron van vuur, o levend
woord.
3
Ontsteek een licht in ons
verstand
en maak tot liefde ons hart
bereid,
geleid met milde vaste hand
ons zwakke vlees in
zekerheid.
4
Gij zijt door gaven
zevenvoud
de vinger van Gods rechterhand,
die 's Vaders woord ons
toevertrouwt
zodat het klinkt in ieder
land.
5
Weer van ons 's vijands list en
nijd,
en geef ons vrede in plaats van
haat,
opdat wij volgen waar Gij
leidt
en mijden wat de zielen
schaadt.
6
Maak ons geloof zo vol en
schoon
dat het de Vader leert
verstaan
en Jezus Christus, 's Vaders
Zoon,
o Geest van beiden
uitgegaan.
7
Lof zij de Vader, lof de
Heer
die uit de dood is
opgestaan,
de Trooster ook zij lof en
eer
en heerlijkheid van nu
voortaan.
1
Kom, Heilige Geest, Here
God!
Vervul ons met uw gaven, tot
al wat wij zijn, geest, ziel en
bloed,
ontvlamt en staat voor U in
gloed.
O Geest, door uw aansteek'lijk
licht
hebt Gij U in 't geloof
gesticht
een volk uit velerlei
tongen.
Daarom, Heer, zij U
lofgezongen.
Halleluja, halleluja!
2
Gij heilige zon, hemels
schat,
laat Gods woord lichten op ons
pad,
dat heel ons zijn Hem kent en
roemt,
dat heel ons hart Hem Vader
noemt.
Bescherm ons tegen
leugenleer,
dat wij slechts zoeken onze
Heer
Christus, ons enig
betrouwen,
dat wij gelovig op Hem
bouwen.
Halleluja, halleluja!
3
Gij heilige gloed, zoete
troost,
wees met ons, dat wij
onverpoosd
en vrolijk U ten dienste
staan,
dan drijft ons niets bij U
vandaan.
Schenk, Heer, ons kracht van uwe
kracht,
geef ons de moed, geef ons de
macht,
de goede strijd hier te
strijden,
tot eind'lijk Gij ons zult
bevrijden.
Halleluja, halleluja!
GEZANG 241:
1-4
1
Nu bidden wij de Heilige
Geest
om een recht geloof het
allermeest,
dat Hij ons verblijde en ons
bevrijde
en aan 't einde ons naar huis
geleide.
Kyrieleis.
2
Geef, kostbaar licht, ons uw
helderheid,
dat wij Christus kennen voor
altijd.
Leer Gij ons te bouwen op die
Getrouwe,
die ons 't vaderland heeft doen
aanschouwen.
Kyrieleis.
3
Geef, heil'ge liefde, uw
overvloed,
doe ons hart ontvlammen in uw
gloed,
dat wij een van zinnen elkaar
beminnen,
alle twist en tweedracht
overwinnen.
Kyrieleis.
4
Geef, hoogste Trooster in alle
nood,
dat wij nimmer vrezen schande of
dood,
dat wij niet versagen ten laatsten
dage,
als de vijand ons zelf komt
aanklagen.
Kyrieleis.
GEZANG 242:
1-7
1
Komt laat ons deze dag
met heilig vuur bezingen
en met vernieuwde vreugd,
want God deed grote dingen.
Eens gaf de Heil'ge Geest
aan velen heldenmoed.
Bidt dat Hij ons vandaag
verlicht met Pinkstergloed.
2
O Geest der eeuwigheid,
gij Trooster aller tijden,
deel thans uw zegen uit
aan wie uw komst verbeiden.
O heldere fontein,
die uit Gods tempel welt,
gij wordt een brede stroom
die met de eeuwen zwelt.
3
In 't lichaam van de Heer
tot leden uitverkoren,
zijn wij door uwe kracht
als kind'ren nieuw geboren.
Deel dan uw gaven uit,
wees met uw kracht nabij.
Dat ieder op zijn plaats
een levend lidmaat zij.
4
Gij liefdevuur van God,
kom ons geheel doordringen.
Voeg hart en zin tezaam
en heilig alle dingen.
Bij 's Heren liefdemaal
zult Gij aanwezig zijn.
Vorm ons naar Christus'
beeld,
door woord en brood en wijn.
5
Des Heren tafel brengt
ons tot elkaar in vrede.
Deel Gij ons Christus' bloed
en Christus' lichaam mede.
Weer Gij de vijand af
die sluw ons scheiden wil.
Maak ons in Christus een,
gelovig, blij en stil.
6
Vul aan wat ons ontbreekt,
want stukwerk is ons pogen.
En wat ons afleidt van
de vrede uit den hoge,
laat dat, verheven licht,
in vuur en wind vergaan.
Houdt Gij ons staande door
het wonder van Gods naam.
7
Wie 's Heren Geest bezielt,
wie 's Heren woord doet
zingen,
wie met ons vieren wil
het feest der eerstelingen,
die stemme met ons in
en prijze Gods verbond
dat Hij vandaag vernieuwt
en elke morgenstond.
GEZANG 243:
1-7
1
Toen eenmaal God terneder
kwam,
kwam Hij in toorn en gloed,
half duisternis, half witte
vlam,
de wolken voor zijn voet.
2
Maar liefelijk en zacht
gezind
komt Hij de tweede keer.
Zo teder als de morgenwind
daalt nu zijn duif terneer.
3
Het vuur, op Sinaï een
stroom,
een wilde vlammendans,
is nu op ieder hoofd een
kroon,
in ieder oog een glans.
4
De stem die als bazuinen
luid
neersloeg op 't bevend volk,
met majesteit weerklinkend
uit
de donkerzwarte wolk,
5
die grote stem des hemels
vindt
nu hartelijk gehoor,
en is als ademtocht van
wind,
als geestdrift in het oor,
6
en vult de kerk van God, en
vult
de wereld overal;
slechts niet het hart dat in zijn
schuld,
zijn trots volharden zal.
7
Kom Heer, kom wijsheid, liefde,
kracht,
kom in het oor, o Geest,
en red, Heer, door uw
overmacht
wie U bemint of vreest.
GEZANG 244:
1-4
1
Christus stoot de hemel
open,
een vuur komt door de wereld
lopen,
een nieuw getij breekt haastig
aan.
Hoor, de Geest vaart door het
heden,
vanwaar? waarheen? met sterke
schreden,
geen tegenstand kan Hem
weerstaan.
Geeft op uw trots verzet,
verliest u aan zijn wet.
Gij zijt veilig
in zijn domein,
nooit meer alleen,
want nimmer zult gij wezen
zijn.
2
Laat u door de Trooster
vinden,
eens onbemind, nu Gods
beminden,
o kind'ren van Jeruzalem,
dwaalt niet moedeloos, als
vreemden,
want Christus leeft, Hij die u
kende.
Nu neemt de Geest en deelt uit
Hem.
Uw wachten is voorbij,
de Dag komt naderbij,
merkt het teken,
maakt u bereid,
de Heer bevrijdt,
staat op en volgt, het is de
tijd.
3
Ja, dit wordt een dag der
dagen!
Het nieuwe boek is
opgeslagen,
de Geest schrijft wegen in de
tijd.
De trompet is reeds
gestoken,
de stad werd zevenmaal
omtrokken,
hoelang reeds bleef dit uur
verbeid!
Treedt nu de muren uit:
de Geest neemt ons ten buit,
zijn getuigen.
Een nieuwe baan
mag ieder gaan,
de Heiland zelf, Hij schrijdt
vooraan.
4
Eenmaal zal Hem alles
prijzen,
de Geest zal allen
onderwijzen:
wie wederstond, wordt
overmocht.
Geest van liefde, wijsheid,
krachten,
de wereld blijft uw leiding
wachten,
zo vaak hebt Gij uw volk
bezocht.
Jeruzalem, treed uit,
verheug u als een bruid,
zie uw Koning!
Uw schreden richt
de gids ten licht:
Hij opent eeuwig vergezicht.
1
Geest, uit de hemel
neergedaald,
storm van gedrevenheid,
breek niet de mens die
ademhaalt,
Gij die ook stilte zijt.
2
Geest van de Vader en de
Zoon,
vuur van hun heiligheid,
verzeng ons niet, maar brand ons
schoon
van ongerechtigheid.
3
Adem van leven in het woord,
wek hen die niet verstaan:
de stomme spreekt, de dove
hoort,
Gij doet het lied ontstaan.
GEZANG 246:
1-4
1
Gods adem die van boven kwam
zet hart en ziel in vuur en
vlam
en opent ons de oren
dat wij zijn tongval horen.
2
De tongen zijn van wind en
vuur,
het woord is brandend van
natuur,
het loopt door alle landen
en opent mond en handen.
3
Het woord wordt wijd en zijd
verstaan,
het trekt zich alle dingen
aan,
het doet ons ademhalen
en maakt ons wel ter tale.
4
Luister, dat ademend geluid,
God zaait de wind des Geestes
uit
om straks een storm te
oogsten,
de lof des Allerhoogsten.
GEZANG 247:
1-3
1
De Geest des Heren heeft
een nieuw begin gemaakt,
in al wat groeit en leeft
zijn adem uitgezaaid.
De Geest van God bezielt
wie koud zijn en versteend
herbouwt wat is vernield
maak een wat is verdeeld.
2
Wij zijn in Hem gedoopt
hij zalft ons met zijn vuur.
Hij is een bron van hoop
in alle dorst en duur.
Wie weet vanwaar Hij komt
wie wordt zijn licht gewaar?
Hij opent ons de mond
en schenkt ons aan elkaar.
3
De geest die ons bewoont
verzucht en smeekt naar God
dat Hij ons in de Zoon
doet opstaan uit de dood.
Opdat ons leven nooit
in weer en wind bezwijkt,
kom Schepper Geest, voltooi
wat Gij begonnen zijt.
GEZANG 248:
1-7
1
Geweldige, gedreven wind,
die valt met groot gedruis,
die rukt aan muren, dak en
bint,
gij vult dit huis.
2
Uw overdaad van adem stuwt
het water voort met macht,
wat God wil bouwen wordt
opnieuw
tot stand gebracht.
3
Wat God wil bouwen is
gezaaid
en door de dood gegaan
en dat zal kiemen waar Gij
waait,
als levend graan.
4
Geweldige, Gij vult dit huis
en slaat de tongen los,
Gij maakt ons vurig dat het
bruist
als jonge most.
5
Gedrevene, uw teugel breekt
geliefde banden stuk
en al wat onontbeerlijk leek
wordt ons ontrukt.
6
Wie zal verduren wat U
drijft
en wie begeert uw lust:
Gij wakkert aan en gaat te
lijf
en kent geen rust.
7
Gij, die niet te bedaren
zijt,
laat ons toch tot de oogst,
o storm van vuur en
tederheid
niet ongetroost!
GEZANG 249:
1-3
1
Wij leven van de wind
die aanrukt uit den hoge
en heel het huis vervult
waar knieën zijn gebogen,
die doordringt in het hart,
in de verborgen hof,
en uitbreekt in een lied
en opstijgt God ten lof.
2
Wij delen in het vuur
dat neerstrijkt op de
hoofden,
de vonk die overspringt
op allen die geloven.
Vuurvogel van de vloed,
duif boven de Jordaan,
versterk in ons de gloed,
wakker het feestvuur aan.
3
Wij teren op het woord,
het brood van God gegeven,
dat mededeelzaam is
en kracht geeft en nieuw
leven.
Dus zegt en zingt het voort,
geeft uit met gulle hand
dit manna voor elk hart,
dit voedsel voor elk land.
1
Kom, Heil'ge Geest, Gij vogel
Gods,
daal neder waar Gij wordt
verwacht.
Verschijn, Lichtengel, in de
nacht
van onze geest, verward en
trots.
2
Waar Gij niet zijt, is het
bestaan,
is alle denken, alle doen
zo leeg en woest, zo dood, als
toen
Gij, Geest, nog niet waart
uitgegaan.
3
Er is geen licht dan waar Gij
zijt,
uw vleugels breidt, uw vleugels
strekt,
geen leven, dan waar Gij het
wekt
in een gemis dat naar U
schreit.
4
Hoor, Heil'ge Geest, wij roepen
U!
Kom, wees aanwezig in het
woord;
wek onze geest, opdat hij
hoort,
wek ons tot leven, hier en
nu.
5
O Heil'ge Geest, wij zijn
verblijd:
Gij immers, eeuwig
ondoorgrond,
legt zelf dit lied ons in de
mond,
ten teken dat Gij bij ons
zijt.
GEZANG 251:
1-2
1
De wereld is gewonnen
door woord en geest.
Zoals het is begonnen
met Pinksterfeest,
zoals in alle talen
het is verstaan,
zo zal het zich herhalen
van nu voortaan.
2
Uit alle kerken komen
wij om U saam.
Gij schrijft door onze
dromen
uw grote naam,
o God die uit de wolken
daalt in de tijd,
een licht voor alle volken
in eeuwigheid.
GEZANG 252:
1-4
1
Wat zijn de goede vruchten,
die groeien aan de Geest?
De liefde en de vreugde,
de vrede allermeest,
geduld om te verdragen
en goedertierenheid,
geloof om veel te vragen,
te vragen honderd uit;
2
geloof om veel te geven,
te geven honderd in,
wij zullen leren leven
van de verwondering:
dit leven, deze aarde,
de adem in en uit,
het is van Gods genade
en zijn lankmoedigheid.
3
En wie zijn ziel niet
prijsgeeft
maar vasthoudt tot het eind,
wie zijn bestaan niet
kruisigt,
hoezeer hij levend schijnt,
hij gaat voorgoed verloren,
het leven dat hij koos
is tevergeefs geboren
en eindigt vruchteloos.
4
Maar wie zich door de hemel
laat helpen uit de droom,
die vindt de boom des
levens,
de Messiaanse boom
en als hij zich laat enten
hier in dit aardse dal,
dan rijpt hij in de lente
tot hij vruchtdragen zal.
toegevoegd aan de
Psalmberijming van 1773
1
Kom, Schepper Geest, bezoek uw
kerk
met al het heil van Christus'
werk!
Vervul uw schepping, onzen
geest,
met Gods genaad' op 't
Pinksterfeest!
2
O Gij, die in der waarheid
heet
Vertrooster, Zalver,
Parakleet!
Gij eeuwig verse Levensbron!
Gij ongeschapen Liefdezon!
3
Bestraal, o zevenvuldig
Licht!
Den tempel Gods, door U
gesticht.
En, Vinger van Gods
rechterhand!
Bespreng den stam, door U
geplant.
4
Van eeuw tot eeuw Beloft' en
Tolk
des Vaders aan zijn kerk en
volk!
Verkregen Gaaf, verworven
Loon
van d' aan het kruis geslagen
Zoon!
5
Laaf met uw regens ons
gemoed!
Stort' in onz' aadren uwen
gloed!
Wie naar uw komst en roering
smacht,
ontvangt in d' onmacht
hemelkracht.
6
Loopt als een stroom de vijand
aan,
o, hef Gij zelf omhoog de
vaan!
't Zal waarheid zijn, waar Gij ons
leidt,
en vreugd' en vreed' in
eeuwigheid.
7
Leer ons den zaalgen
Vadernaam
uitroepen, met den Zoon te
zaam,
en met U zelf, in ’t
Godsbestaan
van beiden eeuwig uitgegaan.
Gezang
22: 1-5
1
Ja, de Trooster is gekomen,
Jezus ging van d' aarde
heen!
Jezus, van u opgenomen,
liet, o kerk, u niet alleen!
De Beloofde werd gezonden,
en de kracht uit God kwam
neer!
't Past ons juichend, keer op
keer,
zijn verschijning te
verkonden!
Heden is het Pinksterfeest!
Looft en dankt den Heil'gen
Geest!
2
Looft den Geest, die van den
Vader
en den Zoon is uitgegaan!
Zingt Hem psalmen altegader,
roept zijn naam uit, bidt Hem
aan!
Hem, die Gaaf en Gever
tevens,
uitzendt en gezonden wordt,
God is, en wordt uitgestort!
Looft, o volk, den Geest des
levens,
Hem, die schept en
wederschept,
dien g' in 't hart ontvangen
hebt!
3
Looft den Geest! Hij zal niet
wijken
van de kerk, met bloed
gekocht,
Zijn nabijheid zal steeds
blijken,
hoe de vijand woeden mocht!
Vreest niet, o gezochte
schapen,
vreest niet weergevonden
ziel,
zo de nacht u overviel!
Zou de Geest des Heren
slapen?
Waakt Hij, schoon geen oog Hem
ziet,
voor de kleine kudde niet?
4
Geest der kennis, Geest der
waarheid,
der genade, der gebeen!
Leer ons wand'len bij uw
klaarheid
in de heilverborgenheen!
Doe ons Abba, Vader, bidden,
zeggen: Jezus onzen Heer,
geven U in alles d' eer!
Zweef in der gemeenten
midden,
om te heil'gen d' offerand'
van hun hart en mond en
hand!
5
Trooster! Zalver! Gij zult
komen
op 't gebed, door U verwekt!
Van uw regens, van uw
stromen
wordt eens d' aarde gans
bedekt!
Liefd' en ijver zullen
blaken,
waar reeds alles scheen
verkwijnd,
als de Pinksterzon
verschijnt!
Noordenwind! O wil ontwaken!
Zuidenwind! Doorwaai den
hof!
Heil’ge Geest! U zij de lof!
LIED
128: 1-4
1
't Is feest vandaag, 't is
pinksterfeest,
wij staan in vuur en
vlam,
want Hij, die bij ons is
geweest,
werkt verder aan zijn
plan.
2
Wij weten het nu
zonneklaar:
al ging Hij van ons
heen,
wat Hij belooft heeft, maakt Hij
waar;
wij zijn niet meer
alleen.
3
Wij gaan op weg, de wereld
rond,
er is geen houden
aan.
De woorden gaan van mond tot
mond,
voor ieder te
verstaan.
4
De wonderen zijn om ons
heen,
ze waaien op de wind.
't Is feest vandaag, voor
iedereen:
een nieuwe tijd
begint!
LIED 225:
1-4
1
Gods adem die van boven kwam
zet
hart en ziel in vuur en vlam
en
opent ons de oren dat wij
zijn
tongval horen.
2
De tongen zijn van wind en
vuur,
het Woord is brandend van
natuur,
het loopt door alle landen
en opent mond en handen.
3
Het Woord wordt wijd en zijd
verstaan.
het trekt zich alle dingen
aan.
het doet ons ademhalen
en maakt ons wel ter tale.
4
Luister, dat ademend geluid.
God zaait de wind des Geestes
uit
om straks een storm te
oogsten,
de lof des allerhoogsten.
LIED 522:
1-3
1
Weet je hoe de wind op Pinksteren
waaide,
alle deuren vlogen uit het
slot.
Weet je hoe zij nieuwe dromen
zaaide,
dromen van de vrede dicht bij
God.
Dromen van de vrede dicht bij
God.
2
Weet je hoe de harten
opensprongen
zomaar op die vlag- en
wimpeldag.
Hoe in alle talen werd
gezongen
alles in beweging werd
gebracht.
Alles in beweging werd
gebracht.
3
Weet je dat je vurig mag
geloven
dat die wind de weg weet en het
spoor.
Vreugdevuren zullen niet meer
doven
want wat God begon, zet Hij ook
door.
Want wat God begon, zet Hij ook
door.
LIED 523:
1-6
1
Kinderen:
Waarom is het Pinksterfeest,
wie vertelt ons dat?
Waarom kwam de Heilige
Geest?
Zeg ons hoe of wat.
2
Ouder:
't Is het feest mijn lieve
kind,
van herinnering,
hoe door 't waaien van de
wind
alles anders ging.
3
Allen:
Hoe Gods liefde bij ons
kwam,
vrede en geluk,
alle droefheid van ons nam,
zelfs de dood viel stuk.
4
Kinderen:
Is wat toen eens is gezien
ook vandaag nog waar?
Kunnen wij het zien
misschien
zo maar aan elkaar?
5
Ouderen:
Soms zie je het hier en daar
- door een dichte mist -
als je lief bent voor elkaar
dat het er nog is.
6
Allen:
Daarom is het Pinksterfeest,
het gaat nooit voorbij,
want wat toen begonnen is
maakt ons nu nog blij.
LIED 127:
1-4
Heer, ik hoor van rijke zegen
1
Heer, ik hoor van rijke
zegen,
Die Gij uitstort, keer op
keer.
Laat ook van die milde
regen
dropp’len vallen op mij
neer,
ook op mij, ook op
mij,
dropp’len vallen ook op
mij!
2
Ga mij niet voorbij, o
Vader!
Zie, hoe mij mijn zonde
smart.
Trek mij met Uw koorden
nader,
Stort Uw liefd’ ook in mijn
hart,
Ook in mij, ook in
mij,
Stort Uw liefd’ ook uit in
mij!
3
Ga mij niet voorbij, o
Herder,
Maak mij gans van zonde
vrij.
Vloeit de stroom van zegen
verder,
Zegen and’ren, maar ook
mij!
Ja, ook mij, ja ook
mij.
Zegen and’ren, maar ook
mij!
LIED 128:
1-3
Heil’ge Geest, Gij Troost en Raad
1
Heil’ge Geest, Gij Troost en
Raad,
Waart de Christus gaat of
staat!
Leid ons aan Uw trouwe
hand
Veilig door dit woeste
land.
Zijn wij mat, geef ons dan
hoop,
Sterk ons in de
pelgrimsloop,
KOOR:
Uw nabijzijn geeft ons
rust
Op de reis naar ’s hemels
kust.
2
Trouwste vriend, blijf ons
nabij,
In verzoeking steeds ter
zij.
Opdat vrees noch twijfel ’t
licht
Van mij wegneemt en ik
zwicht.
Uw nabijheid geeft
voorwaar
rust in ’t aller grootst
gevaar.
KOOR
3
Richt Gij steeds ons
geestesoog
Opwaarts tot de troon
omhoog,
Waar de Hogepriester
zit
En voor Zijne kind’ren
bidt;
Opdat door die blik ons
hart
Rust, zelfs in de grootste
smart.
KOOR
LIED 129:
1
Pinkstergebed
1
Hoor, o Vader, onze
beden:
Geest van God daal in ons
neer!
Richt ook onze
kinderschreden,
Leer ons leven U te
eer!
Vrolijk, vriend’lijk aller
wegen,
Vroom van hart en blij van
Geest,
Dan wordt ook voor ons ten
zegen,
’t Schoon en heerlijk
Pinksterfeest!
LIED 130:
1-2
Kom, Heil’ge Geest, daal neder
1
Kom, Heil’ge Geest, daal
neder,
Als op het
Pinksterfeest;
Maak onze harten
teder,
Daal neder, Heil’ge
Geest.
Ach, steeds zijn onze
zinnen
Naar ’t aardse heen
gericht;
Kom Goede Geest,
daarbinnen,
En maak het duister
licht.
2
Leer ons de Heiland
kenne,
Hem minnen, meer en
meer,
Leer aan Zijn dienst ons
wenne,
Die kiezen keer op
keer.
Doe ons de Vader
eren,
Die in de Zoon ons
mint;
Wil ons in alles
leren,
Maak hemels ons
gezind.
LIED 131:
1
Pinksterlied
1
Kom, Heil’ge Geest, vervul mij
gans
Met Uwe milde zegen
thans,
O Geest der eeuw’ge
liefde!
O maak mij van mijn zonden
rein
En laat geheel gewijd U
zijn
Al mijnes harten
liefde.
Laat m’ U geven heel mijn
leven,
Laat m’ U al mijn zinnen
schenken,
Om U immer te
gedenken.
LIED 132:
1-10
Maakt Gij Heer, zo hoog, zo rein
1
Maakt Gij Heer, zo hoog, zo
rein,
in ons hart Uw
woning?
Is dat hart niet veel te
klein
Voor zo grote
Koning?
Staat dat in Uw heilig
Woord
Waarlijk zo te
lezen?
Heeft mijn oor dat goed
gehoord?
Zou dat moog’lijk
wezen?
2
Uw paleis is heerlijk,
schoon!
En de hemel koren
Scharen zich rondom Uw
troon,
Doen hun loflied
horen.
Heb ik dan wel goed
verstaan,
Wat Gij liet
beschrijven?
Kunt Gij in mijn harte
gaan
En daar altijd
blijven?
3
Doe mij toch begrijpen
Heer!
Wat Gij moogt
bedoelen,
Zeg het nog eens goed en
leer
Bovenal ’t mij
voelen.
Zend dan op het
Pinksterfeest,
Om dat uit te
leggen,
Ook aan mij Uw Heil’ge
Geest,
Laat Hij ’t duid’lijk
zeggen.
4
Zal niet dit Uw antwoord
zijn:
“’t Is gelijk de
stralen,
’t Is gelijk de
zonneschijn,
die op de aard komt
dalen.
Als door ’t open venster
heen
Licht en warmte
stromen,
Zal de volle zon
meteen
Ook naar binnen
komen!”
LIED 133:
1-3
Pinksterlied
1
Toen de Heiland naar de
Hemel
keerd’ als aller Heer en
Hoofd,
Heeft Hij aan de kring der
Zijnen
Eerst de Heil’ge Geest
beloofd,
Op het heerlijk
Pinksterfeest
Zond de Heer de Heil’ge
Geest.
2
Saamvergaderd in de
Tempel
Werd een groot geluid
gehoord,
En de Geest kwam neer op
aarde
Naar het oud
profetenwoord.
Op het heerlijk
Pinksterfeest
Zond de Heer de Heil’ge
Geest.
3
Toen weerklonk, in vreemde
talen,
Wat de Heiland heeft
gedaan,
Hoe Hij na Zijn bitter
lijden,
Uit de dood was
opgestaan.
Op het heerlijk
Pinksterfeest
Zond de Heer de Heil’ge
Geest.