Pinksteren

 

Index:

Uit:  de Oude Hervormde Bundel

Uit:  Liedboek der Kerken

Uit:  Enige Gezangen, toegevoegd aan de Psalmberijming van 1773

Uit:  Hanna Lam Liederen

Uit:  Wie zingt mee?

 

 

 

 

Oude Hervormde Bundel

LIED 76: 1-2

1

  Geest des Heren, kom van boven!

  Laaf met uw genadegoed

  alle zielen, die geloven,

  doe ze blaken van uw gloed!

  Op het blinken uwer stralen

  buigt zich d' aard voor Jezus neer,

  zaam'len zich van heind' en veer,

  alle tongen, alle talen.

  Halleluja, U zij d' eer,

  U zij d' eer, halleluja!

2

  Heilig licht en Gids ten leven,

  breng ons door het Woord te zaam!

  Leer ons God ons harte geven

  met de lieve Vadernaam!

  Maak ons vrij van alle dwaling,

  vrij van alle fabelleer,

  trouw aan Christus, onze Heer,

  tot onz' uiterst' ademhaling!

  Halleluja, U zij d' eer,

  U zij d' eer, halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 77: 1-9

1

  Heil'ge Geest, daal tot ons neer,

  zend ons van de hemel, Heer,

  van uw licht de klare schijn!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

2

  Kom, der armen Vader, kom,

  kom, der gaven Schenker, kom,

  en verlicht ons hart rondom!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

3

  Beste Trooster in de smart,

  die de gast zijt van ons hart,

  zalige verkwikking, kom!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

4

  Rust in arbeid, moeizaam zwaar,

  schaduw, koelt' in zongevaar,

  troost in tranen, kom, o kom!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

5

  Zalig licht, zo klaar en rein,

  vul des harten donk're schrijn

  met uw held're zonneschijn!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

6

  Zonder uwe godd'lijkheid

  is de mens slechts ijdelheid,

  is zijn hart slechts zondigheid!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

7

  Was, wat vuil en onrein is,

  drenk, wat droog, onvruchtbaar is,

  heel, wat wond en pijnlijk is!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

8

  Buig, wat hard, onbuigzaam is,

  warm, wat kil en ijzig is,

  stuur, wat op de doolweg is!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

9

  Sta ons bij te rechter tijd,

  maak ons in de dood verblijd,

  geef ons heil in eeuwigheid!

  Halleluja!

  Halleluja, halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 78: 1-6

1

  Daal Schepper, Heil'ge Geest, daal af!

  Uw adem, die ons 't aanzijn gaf,

  vervull' met bovenaardse kracht

  het schepsel, dat uw zegen wacht.

2

  Gij zijt de Trooster, die ons leidt,

  de gave, die ons God bereidt,

  de bron, waaruit het leven vloeit,

  het vuur, dat heel ons hart doorgloeit.

3

  Gij, van Gods liefde 't onderpand,

  en vinger van Gods rechterhand,

  door U gezalfd, meldt onze mond

  de Lof des Vaders, die U zond.

4

  Ontsteek Gij 't licht voor onze zin,

  giet onze harten liefde in,

  versterk door uwe scheppersmacht

  van 't vege lijf de zwakke kracht.

5

  Weer van ons af des vijands nijd

  en geef ons vrede t' allen tijd.

  Wanneer Gij onze Leidsman zijt,

  treft ons geen onheil in de strijd.

6

  Leer ons de Vader en de Zoon

  met U, de Geest, van beider troon

  tot ons gedaald uit d' eeuwigheid,

  aanbidden nu en t' allen tijd!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 79: 1-4

1

  Wij bidden U, o Heil'ge Geest,

  leer Gij ons geloven allermeest.

  Wil ons toch bevrijden uit 's werelds lijden,

  en aan 't eind bij God een plaats bereiden.

  Ontferm U, Heer.

2

  Gij, zalig Licht, geef ons Uw schijn,

  dat wij Jezus Christus eigen zijn,

  kennen de Getrouwe, op wien wij bouwen,

  door wien w' eens het vaderland aanschouwen.

  Ontferm U, Heer.

3

  Gij, heil'ge Liefde, zend uw gloed,

  die ons koude hart ontvlammen doet,

  dat wij, een van zinnen, elkander minnen,

  alle strijd en onvreed' overwinnen.

  Ontferm U, Heer.

4

  Gij, hoogste Troost in alle nood,

  geef, dat wij niet vrezen zond' en dood,

  dat wij niet versagen en 't moedig dragen,

  als die vijand 't leven komt belagen.

  Ontferm U, Heer.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 80: 1-6

1

  O Heilige Geest, o heilige God,

  Gij ware Trooster in ons lot!

  Gij zijt gedaald van 's hemels troon,

  o Geest van Vader en van Zoon,

  o Heilige Geest, o heilige God!

2

  O Heilige Geest, o heilige God,

  maak ons getrouw aan uw gebod:

  ontsteek in ons uw liefdegloed,

  die alle tweedracht wijken doet,

  o Heilige Geest, o heilige God!

3

  O Heilige Geest, o heilige God,

  doe ons geloven ondanks spot.

  Het kruis is ons een ergernis,

  zolang uw hulp niet met ons is,

  o Heilige Geest, o heilige God!

4

  O Heilige Geest, o heilige God,

  wil onze geest verlichten tot

  hij God, de Vader, kennen leer'

  en Jezus Christus, onze Heer.

  O Heilige Geest, o heilige God!

5

  O Heilige Geest, o heilige God,

  Gij toont ons 't hemels heilgenot.

  Verkloek ons in de aardsen strijd

  en voer ons tot uw heerlijkheid,

  o Heilige Geest, o heilige God!

6

  O Heilige Geest, o heilige God,

  verlaat ons niet in 't stervenslot,

  dan brengen wij U, trouwe Heer,

  hier en daarboven lof en eer,

  o Heilige Geest, o heilige God!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 81: 1-3

1

  Bron der hoogste zaligheden,

  allerreinste hemelgloed,

  trouwe Leidsman hier beneden,

  beid' in vreugd en tegenspoed,

  Geest des Heren, steun der Kerk,

  zegel van 't verlossingswerk,

  aller vromen hoogst verlangen,

  heilig, heilig onze zangen!

2

  Uit den hogen wordt G' als regen

  overvloedig uitgestort.

  En een rijke hemelzegen

  kiemt, waar Gij gezonden wordt.

  Heil'ge Geest, keer tot mij in

  en verander mijne zin,

  heilig al mijn geesteskrachten,

  die op uw vernieuwing wachten.

3

  Gij, Gij zijt de beste gave,

  die een hart verlangen kan.

  Aardse rijkdom, schat of have

  hebben daar geen schaduw van.

  Kruisig Gij mijn oude zin,

  neem geheel mijn wezen in,

  en vernieuw mij telken dage,

  dat ik Jezus' beelt'nis drage!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 82: 1-4

1

  De Heer is waarlijk opgestaan

  en heerlijk uit zijn graf gegaan,

  de vijand lag verslagen!

  Gods eng'len daalden neer op d' aard,

  niet langer met de vloek bezwaard,

  die had Hij weggedragen.

2

  Elk heff' met ons de lofzang aan!

  Gods Zoon heeft aan Gods recht voldaan,

  Hij heerst als aller Koning;

  Hij zendt zijn Geest, de Trooster, neer;

  zingt, halleluja, zingt zijn eer:

  't is 't feest van Jezus' kroning.

3

  Wie zou, daar Jezus voor ons stierf,

  en ons de Geest ten troost verwierf,

  wie zou zijn beeld niet dragen,

  en vol van God, die in ons woont,

  de Geest, die ons zijn vriendschap toont,

  niet zoeken te behagen?

4

  Wij mogen 't heil voor Jezus' Kerk,

  des Vaders lust, des Geestes werk,

  al d' eeuwen door verwachten.

  Hem, die bij God voor zondaars spreekt,

  Hem, wie 't aan liefde nooit ontbreekt,

  ontbreekt het nooit aan krachten.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 83: 1-5

1

  Komt allen, deze dag

  moet waardig zijn bezongen.

  Roemt 's Heren grote daan

  met nieuw bezielde tongen!

  Eens heeft Gods Heil'ge Geest

  veel helden toebereid:

  o, werden thans ook wij

  door 't Pinkstervuur gewijd!

2

  O sterke liefdegeest,

  laat uwe gloed ons vinden

  en aller hart en ziel

  tot eenheid samenbinden.

  En waar des vijands list

  ons telkens scheiden wil,

  zo weer hem af en maak

  ons vredig, vroom en stil.

3

  Gij, Christus, zijt het Hoofd

  en wij zijn uwe leden,

  herboren uit gena,

  en dankbaar toegetreden.

  O, werk door uwe macht

  en gaven velerlei,

  dat elk op zijne plaats

  een levend lidmaat zij.

4

  Waar kennis schiet tekort

  en ons verstand moet falen,

  en onze zwakke wil

  verleid wordt telkenmale,

  o laat dat, eeuwig Licht,

  door uwe glans vergaan

  en laat in uwe kracht

  ons blij, gelovig staan.

5

  Wie Godes Geest bezielt,

  wie Godes Woord doet zingen,

  wie draagt van zijn gena

  de rijke eerstelingen,

  die prijze hier met ons,

  in dank en diep ontzag,

  de Vader, die zijn trouw

  vernieuwt van dag tot dag.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 84: 1-4

1

  Gezalfde Heer en Koning,

  die bij de Vader leeft,

  en uit uw hemelwoning

  des hemels schatten geeft,

  O, zend ons uwe Geest,

  doe ons de zegen vinden,

  die neerdaald' op uw vrinden

  op 't heerlijkst Pinksterfeest.

2

  De Geest, die Gij doet dalen,

  brengt hier getuigenis

  aan kind'ren, die verdwalen,

  dat God hun Vader is;

  Hij schenkt ons 't kinderlot.

  Hij, die 't geloof verzegelt,

  der zwakken schreden regelt,

  brengt ons op 't pad tot God.

3

  Wat is de Geest des Heren?

  Gods heil'ge liefde alleen.

  Mocht Hij zich tot ons keren

  en maken allen een!

  Welzalig wie gelooft!

  Hij heiligt de gemoed'ren

  en maakt ons allen broed'ren,

  verenigd met ons Hoofd.

4

  Moog' ons die Geest doordringen,

  dan wordt het ons gewis,

  dat met zijn zegeningen

  de Christus in ons is.

  Blijf in ons allen, Heer!

  Laat zo Uw Geest ons sterken,

  dat wij het goede werken,

  als Gij, tot 's Vaders eer!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 85: 1-3

1

  Uw dankb're Christenschaar,

  verhoogde Middelaar,

  juicht in uw heerlijkheid!

  Van uwe troon vol eer

  zond Gij de Leraar neer,

  die in de waarheid leidt.

  Uw woord houdt eeuwig stand,

  Gij hebt uw Kerk geplant,

  Gij blijft haar lot bestieren,

  Gij schonkt haar uwe Geest,

  waarvan wij op dit feest

  verheugd gedacht'nis vieren.

2

  Och, waren w' aan uw Geest

  altijd getrouw geweest,

  hoe rein waar' onze vreugd!

  Want elke goede zucht

  was van uw Geest de vrucht,

  een roepstem tot de deugd.

  O, Heiland, leer ons zien,

  dat wij door 't licht te vlien

  altijd uw Geest weerstreven,

  en dat in ons gemoed

  elk' aandrang tot het goed'

  is door uw Geest gegeven.

3

  Och, dat die heilfontein,

  zo godd'lijk, mild en rein,

  niet vrucht'loos voor ons vloei'!

  En dat de zaligheid,

  zo mild op aard verbreid,

  ons dankbaar hart ontgloei'!

  O Levensvorst, heb dank,

  dat w' onder 't blij geklank

  dier heilmaar zijn geboren,

  en voor een schoner dag

  dan immer 't mensdom zag,

  door U zijn uitverkoren!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 86: 1-3

1

  Verhef, verhef uw zegezangen,

  uw loflied, Christen, rijz' omhoog!

  De Kerk heeft 's Vaders Geest ontvangen,

  Hij daald' op aard' voor aller oog.

  Aan vuurtong, wind en vreemde talen

  erkennen wij des Konings trouw,

  daar Hij de Geest doet nederdalen,

  de Geest, die Hij ons zenden zou.

2

  De verste volken zelfs getuigen:

  hier werkt, hier spreekt Gods majesteit,

  daar scharen zich aanbiddend buigen

  voor Jezus' macht en heerlijkheid.

  Hij leeft en heerst als aller Koning,

  verspreidt zijn zegepraal alom:

  de Geest, het pand van zijne kroning,

  maakt harten tot zijn heiligdom.

3

  Bewaar ons, dat w' U nooit bedroeven,

  U, die de ware Trooster zijt.

  Gij weet en schenkt, wat wij behoeven,

  Gij blijft ons bij in eeuwigheid.

  Zo maakt G' ons vrolijk, moedig, heilig,

  en sterkt ons in de bangste nood:

  in uw geleide zijn wij veilig

  en overwinnen wij de dood!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 87: 1-3

1

  Ruis, o Godsstroom der genade

  in gemeent' en huis en hart!

  Laat in U gezond zich baden,

  wat gebogen gaat door smart!

  Stroom, o Heil'ge Geest, terneder

  op het uitgedroogde land;

  en de bloemen bloeien weder,

  haast verwelkt door zonnebrand.

2

  Laat het uit Gods hemel stromen

  in de kerken overal!

  Van uw nederdaling dromen

  moede harten zonder tal.

  Nieuwe liefde, nieuwe zangen,

  kracht, die zielen opwaarts tilt,

  brengt uw ruisen, die ’t verlangen

  als een heilig lied doortrilt.

3

  Komt, gij dorstigen, hier drinken

  uit die milde heilfontein!

  Laat uw ziel in 't stof niet zinken,

  maar in haar gereinigd zijn.

  Laat U door haar golven dragen

  tot waar liefde nooit verkoelt,

  waar de kust der aardse dagen

  door Gods vreugde wordt omspoeld.

 

Terug naar boven

 

 

 

GEZANGEN UIT HET LIEDBOEK DER KERKEN

GEZANG 236: 1-7

1

  De jaarkring brengt ons in zijn keer

  de allerschoonste vreugde weer,

  omdat de Geest des Heren wordt

  op zijn discip'len uitgestort.

2

  Vlammen die op hun hoofden staan,

  nemen de vorm van tongen aan,

  opdat zij rijk aan woorden zijn

  en vol van liefde sterk en rein.

3

  De menigte der volken beeft

  omdat hun taal voor allen leeft.

  Men schimpt: zij zijn vol zoete wijn,

  die door de Geest bevleugeld zijn.

4

  Juist vijftig dagen na het feest

  van Pasen kwam de Heil'ge Geest,

  de spanne tijds van ouds gesteld,

  waarop de wet der vrijheid geldt.

5

  Wij buigen ons ootmoedig neer,

  en bidden U, getrouwe Heer,

  geef dat vandaag ook ons doorstraalt

  de Geest die van de hemel daalt.

6

  Wanneer het hart geheiligd is

  vervul het met uw lafenis,

  scheld Gij ons onze schulden kwijt

  en geef ons vrede in deze tijd.

7

  Wij roepen God de Vader aan,

  de Zoon, uit 't graf weer opgestaan,

  de Heil'ge Geest, die ons geleidt,

  van eeuwigheid tot eeuwigheid.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 237: 1-6

1

  Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer,

  houd Gij bij ons uw intocht, Heer;

  vervul het hart dat U verbeidt,

  met hemelse barmhartigheid.

2

  Gij zijt de gave Gods, Gij zijt

  de grote Trooster in de tijd,

  de bron waaruit het leven springt,

  het liefdevuur dat ons doordringt.

3

  Gij schenkt uw gaven zevenvoud,

  o hand die God ten zegen houdt,

  o taal waarin wij God verstaan,

  wij heffen onze lofzang aan.

4

  Verlicht ons duistere verstand,

  geef dat ons hart van liefde brandt,

  en dat ons zwakke lichaam leeft

  vanuit de kracht die Gij het geeft.

5

  Verlos ons als de vijand woedt,

  geef, Heer, de vrede ons voorgoed.

  Leid Gij ons voort, opdat geen kwaad,

  geen ongeval ons leven schaadt.

6

  Doe ons de Vader en de Zoon

  aanschouwen in de hoge troon,

  o Geest, van beiden uitgegaan,

  wij bidden U gelovig aan.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 238: 1-5

1

  Kom o Geest des Heren kom

  uit het hemels heiligdom,

  waar Gij staat voor Gods gezicht.

  Kom der armen troost, daal neer,

  kom en schenk uw gaven, Heer,

  kom wees in de harten licht.

2

  Kom o Trooster, Heil'ge Geest,

  zachtheid die de ziel geneest,

  kom verkwikking zoet en mild.

  Kom o vrede in de strijd,

  lafenis voor 't hart dat lijdt,

  rust die alle onrust stilt.

3

  Licht dat vol van zegen is,

  schijn in onze duisternis,

  neem de harten voor U in.

  Zonder uw geheime gloed

  is er in de mens geen goed,

  is de ziel niet rein van zin.

4

  Was wat vuil is en onrein,

  overstroom ons dor domein,

  heel de ziel die is gewond,

  maak weer zacht wat is verstard,

  koester het verkilde hart,

  leid wie zelf de weg niet vond.

5

  Geef uw gaven zevenvoud,

  ieder die op U vertrouwt,

  zich geheel op U verlaat.

  Sta ons met uw liefde bij,

  dat ons einde zalig zij,

  geef ons vreugd die niet vergaat.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 239: 1-7

1

  Kom Schepper God, o Heil'ge Geest,

  daal in de mensenharten neer,

  zij zijn uw schepselen geweest,

  herschep hen in genade, Heer.

2

  Uw naam is Trooster. Gij geleidt,

  o goddelijk geschenk, ons voort,

  o balsem die ons werd bereid,

  o bron van vuur, o levend woord.

3

  Ontsteek een licht in ons verstand

  en maak tot liefde ons hart bereid,

  geleid met milde vaste hand

  ons zwakke vlees in zekerheid.

4

  Gij zijt door gaven zevenvoud

  de vinger van Gods rechterhand,

  die 's Vaders woord ons toevertrouwt

  zodat het klinkt in ieder land.

5

  Weer van ons 's vijands list en nijd,

  en geef ons vrede in plaats van haat,

  opdat wij volgen waar Gij leidt

  en mijden wat de zielen schaadt.

6

  Maak ons geloof zo vol en schoon

  dat het de Vader leert verstaan

  en Jezus Christus, 's Vaders Zoon,

  o Geest van beiden uitgegaan.

7

  Lof zij de Vader, lof de Heer

  die uit de dood is opgestaan,

  de Trooster ook zij lof en eer

  en heerlijkheid van nu voortaan.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 240: 1-3

1

  Kom, Heilige Geest, Here God!

  Vervul ons met uw gaven, tot

  al wat wij zijn, geest, ziel en bloed,

  ontvlamt en staat voor U in gloed.

  O Geest, door uw aansteek'lijk licht

  hebt Gij U in 't geloof gesticht

  een volk uit velerlei tongen.

  Daarom, Heer, zij U lofgezongen.

  Halleluja, halleluja!

2

  Gij heilige zon, hemels schat,

  laat Gods woord lichten op ons pad,

  dat heel ons zijn Hem kent en roemt,

  dat heel ons hart Hem Vader noemt.

  Bescherm ons tegen leugenleer,

  dat wij slechts zoeken onze Heer

  Christus, ons enig betrouwen,

  dat wij gelovig op Hem bouwen.

  Halleluja, halleluja!

3

  Gij heilige gloed, zoete troost,

  wees met ons, dat wij onverpoosd

  en vrolijk U ten dienste staan,

  dan drijft ons niets bij U vandaan.

  Schenk, Heer, ons kracht van uwe kracht,

  geef ons de moed, geef ons de macht,

  de goede strijd hier te strijden,

  tot eind'lijk Gij ons zult bevrijden.

  Halleluja, halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 241: 1-4

1

  Nu bidden wij de Heilige Geest

  om een recht geloof het allermeest,

  dat Hij ons verblijde en ons bevrijde

  en aan 't einde ons naar huis geleide.

  Kyrieleis.

2

  Geef, kostbaar licht, ons uw helderheid,

  dat wij Christus kennen voor altijd.

  Leer Gij ons te bouwen op die Getrouwe,

  die ons 't vaderland heeft doen aanschouwen.

  Kyrieleis.

3

  Geef, heil'ge liefde, uw overvloed,

  doe ons hart ontvlammen in uw gloed,

  dat wij een van zinnen elkaar beminnen,

  alle twist en tweedracht overwinnen.

  Kyrieleis.

4

  Geef, hoogste Trooster in alle nood,

  dat wij nimmer vrezen schande of dood,

  dat wij niet versagen ten laatsten dage,

  als de vijand ons zelf komt aanklagen.

  Kyrieleis.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 242: 1-7

1

  Komt laat ons deze dag

  met heilig vuur bezingen

  en met vernieuwde vreugd,

  want God deed grote dingen.

  Eens gaf de Heil'ge Geest

  aan velen heldenmoed.

  Bidt dat Hij ons vandaag

  verlicht met Pinkstergloed.

2

  O Geest der eeuwigheid,

  gij Trooster aller tijden,

  deel thans uw zegen uit

  aan wie uw komst verbeiden.

  O heldere fontein,

  die uit Gods tempel welt,

  gij wordt een brede stroom

  die met de eeuwen zwelt.

3

  In 't lichaam van de Heer

  tot leden uitverkoren,

  zijn wij door uwe kracht

  als kind'ren nieuw geboren.

  Deel dan uw gaven uit,

  wees met uw kracht nabij.

  Dat ieder op zijn plaats

  een levend lidmaat zij.

4

  Gij liefdevuur van God,

  kom ons geheel doordringen.

  Voeg hart en zin tezaam

  en heilig alle dingen.

  Bij 's Heren liefdemaal

  zult Gij aanwezig zijn.

  Vorm ons naar Christus' beeld,

  door woord en brood en wijn.

5

  Des Heren tafel brengt

  ons tot elkaar in vrede.

  Deel Gij ons Christus' bloed

  en Christus' lichaam mede.

  Weer Gij de vijand af

  die sluw ons scheiden wil.

  Maak ons in Christus een,

  gelovig, blij en stil.

6

  Vul aan wat ons ontbreekt,

  want stukwerk is ons pogen.

  En wat ons afleidt van

  de vrede uit den hoge,

  laat dat, verheven licht,

  in vuur en wind vergaan.

  Houdt Gij ons staande door

  het wonder van Gods naam.

7

  Wie 's Heren Geest bezielt,

  wie 's Heren woord doet zingen,

  wie met ons vieren wil

  het feest der eerstelingen,

  die stemme met ons in

  en prijze Gods verbond

  dat Hij vandaag vernieuwt

  en elke morgenstond.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 243: 1-7

1

  Toen eenmaal God terneder kwam,

  kwam Hij in toorn en gloed,

  half duisternis, half witte vlam,

  de wolken voor zijn voet.

2

  Maar liefelijk en zacht gezind

  komt Hij de tweede keer.

  Zo teder als de morgenwind

  daalt nu zijn duif terneer.

3

  Het vuur, op Sinaï een stroom,

  een wilde vlammendans,

  is nu op ieder hoofd een kroon,

  in ieder oog een glans.

4

  De stem die als bazuinen luid

  neersloeg op 't bevend volk,

  met majesteit weerklinkend uit

  de donkerzwarte wolk,

5

  die grote stem des hemels vindt

  nu hartelijk gehoor,

  en is als ademtocht van wind,

  als geestdrift in het oor,

6

  en vult de kerk van God, en vult

  de wereld overal;

  slechts niet het hart dat in zijn schuld,

  zijn trots volharden zal.

7

  Kom Heer, kom wijsheid, liefde, kracht,

  kom in het oor, o Geest,

  en red, Heer, door uw overmacht

  wie U bemint of vreest.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 244: 1-4

1

  Christus stoot de hemel open,

  een vuur komt door de wereld lopen,

  een nieuw getij breekt haastig aan.

  Hoor, de Geest vaart door het heden,

  vanwaar? waarheen? met sterke schreden,

  geen tegenstand kan Hem weerstaan.

  Geeft op uw trots verzet,

  verliest u aan zijn wet.

  Gij zijt veilig

  in zijn domein,

  nooit meer alleen,

  want nimmer zult gij wezen zijn.

2

  Laat u door de Trooster vinden,

  eens onbemind, nu Gods beminden,

  o kind'ren van Jeruzalem,

  dwaalt niet moedeloos, als vreemden,

  want Christus leeft, Hij die u kende.

  Nu neemt de Geest en deelt uit Hem.

  Uw wachten is voorbij,

  de Dag komt naderbij,

  merkt het teken,

  maakt u bereid,

  de Heer bevrijdt,

  staat op en volgt, het is de tijd.

3

  Ja, dit wordt een dag der dagen!

  Het nieuwe boek is opgeslagen,

  de Geest schrijft wegen in de tijd.

  De trompet is reeds gestoken,

  de stad werd zevenmaal omtrokken,

  hoelang reeds bleef dit uur verbeid!

  Treedt nu de muren uit:

  de Geest neemt ons ten buit,

  zijn getuigen.

  Een nieuwe baan

  mag ieder gaan,

  de Heiland zelf, Hij schrijdt vooraan.

4

  Eenmaal zal Hem alles prijzen,

  de Geest zal allen onderwijzen:

  wie wederstond, wordt overmocht.

  Geest van liefde, wijsheid, krachten,

  de wereld blijft uw leiding wachten,

  zo vaak hebt Gij uw volk bezocht.

  Jeruzalem, treed uit,

  verheug u als een bruid,

  zie uw Koning!

  Uw schreden richt

  de gids ten licht:

  Hij opent eeuwig vergezicht.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 245: 1-3

1

  Geest, uit de hemel neergedaald,

  storm van gedrevenheid,

  breek niet de mens die ademhaalt,

  Gij die ook stilte zijt.

2

  Geest van de Vader en de Zoon,

  vuur van hun heiligheid,

  verzeng ons niet, maar brand ons schoon

  van ongerechtigheid.

3

  Adem van leven in het woord,

  wek hen die niet verstaan:

  de stomme spreekt, de dove hoort,

  Gij doet het lied ontstaan.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 246: 1-4

1

  Gods adem die van boven kwam

  zet hart en ziel in vuur en vlam

  en opent ons de oren

  dat wij zijn tongval horen.

2

  De tongen zijn van wind en vuur,

  het woord is brandend van natuur,

  het loopt door alle landen

  en opent mond en handen.

3

  Het woord wordt wijd en zijd verstaan,

  het trekt zich alle dingen aan,

  het doet ons ademhalen

  en maakt ons wel ter tale.

4

  Luister, dat ademend geluid,

  God zaait de wind des Geestes uit

  om straks een storm te oogsten,

  de lof des Allerhoogsten.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 247: 1-3

1

  De Geest des Heren heeft

  een nieuw begin gemaakt,

  in al wat groeit en leeft

  zijn adem uitgezaaid.

  De Geest van God bezielt

  wie koud zijn en versteend

  herbouwt wat is vernield

  maak een wat is verdeeld.

2

  Wij zijn in Hem gedoopt

  hij zalft ons met zijn vuur.

  Hij is een bron van hoop

  in alle dorst en duur.

  Wie weet vanwaar Hij komt

  wie wordt zijn licht gewaar?

  Hij opent ons de mond

  en schenkt ons aan elkaar.

3

  De geest die ons bewoont

  verzucht en smeekt naar God

  dat Hij ons in de Zoon

  doet opstaan uit de dood.

  Opdat ons leven nooit

  in weer en wind bezwijkt,

  kom Schepper Geest, voltooi

  wat Gij begonnen zijt.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 248: 1-7

1

  Geweldige, gedreven wind,

  die valt met groot gedruis,

  die rukt aan muren, dak en bint,

  gij vult dit huis.

2

  Uw overdaad van adem stuwt

  het water voort met macht,

  wat God wil bouwen wordt opnieuw

  tot stand gebracht.

3

  Wat God wil bouwen is gezaaid

  en door de dood gegaan

  en dat zal kiemen waar Gij waait,

  als levend graan.

4

  Geweldige, Gij vult dit huis

  en slaat de tongen los,

  Gij maakt ons vurig dat het bruist

  als jonge most.

5

  Gedrevene, uw teugel breekt

  geliefde banden stuk

  en al wat onontbeerlijk leek

  wordt ons ontrukt.

6

  Wie zal verduren wat U drijft

  en wie begeert uw lust:

  Gij wakkert aan en gaat te lijf

  en kent geen rust.

7

  Gij, die niet te bedaren zijt,

  laat ons toch tot de oogst,

  o storm van vuur en tederheid

  niet ongetroost!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 249: 1-3

1

  Wij leven van de wind

  die aanrukt uit den hoge

  en heel het huis vervult

  waar knieën zijn gebogen,

  die doordringt in het hart,

  in de verborgen hof,

  en uitbreekt in een lied

  en opstijgt God ten lof.

2

  Wij delen in het vuur

  dat neerstrijkt op de hoofden,

  de vonk die overspringt

  op allen die geloven.

  Vuurvogel van de vloed,

  duif boven de Jordaan,

  versterk in ons de gloed,

  wakker het feestvuur aan.

3

  Wij teren op het woord,

  het brood van God gegeven,

  dat mededeelzaam is

  en kracht geeft en nieuw leven.

  Dus zegt en zingt het voort,

  geeft uit met gulle hand

  dit manna voor elk hart,

  dit voedsel voor elk land.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 250: 1-5

1

  Kom, Heil'ge Geest, Gij vogel Gods,

  daal neder waar Gij wordt verwacht.

  Verschijn, Lichtengel, in de nacht

  van onze geest, verward en trots.

2

  Waar Gij niet zijt, is het bestaan,

  is alle denken, alle doen

  zo leeg en woest, zo dood, als toen

  Gij, Geest, nog niet waart uitgegaan.

3

  Er is geen licht dan waar Gij zijt,

  uw vleugels breidt, uw vleugels strekt,

  geen leven, dan waar Gij het wekt

  in een gemis dat naar U schreit.

4

  Hoor, Heil'ge Geest, wij roepen U!

  Kom, wees aanwezig in het woord;

  wek onze geest, opdat hij hoort,

  wek ons tot leven, hier en nu.

5

  O Heil'ge Geest, wij zijn verblijd:

  Gij immers, eeuwig ondoorgrond,

  legt zelf dit lied ons in de mond,

  ten teken dat Gij bij ons zijt.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 251: 1-2

1

  De wereld is gewonnen

  door woord en geest.

  Zoals het is begonnen

  met Pinksterfeest,

  zoals in alle talen

  het is verstaan,

  zo zal het zich herhalen

  van nu voortaan.

2

  Uit alle kerken komen

  wij om U saam.

  Gij schrijft door onze dromen

  uw grote naam,

  o God die uit de wolken

  daalt in de tijd,

  een licht voor alle volken

  in eeuwigheid.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 252: 1-4

1

  Wat zijn de goede vruchten,

  die groeien aan de Geest?

  De liefde en de vreugde,

  de vrede allermeest,

  geduld om te verdragen

  en goedertierenheid,

  geloof om veel te vragen,

  te vragen honderd uit;

2

  geloof om veel te geven,

  te geven honderd in,

  wij zullen leren leven

  van de verwondering:

  dit leven, deze aarde,

  de adem in en uit,

  het is van Gods genade

  en zijn lankmoedigheid.

3

  En wie zijn ziel niet prijsgeeft

  maar vasthoudt tot het eind,

  wie zijn bestaan niet kruisigt,

  hoezeer hij levend schijnt,

  hij gaat voorgoed verloren,

  het leven dat hij koos

  is tevergeefs geboren

  en eindigt vruchteloos.

4

  Maar wie zich door de hemel

  laat helpen uit de droom,

  die vindt de boom des levens,

  de Messiaanse boom

  en als hij zich laat enten

  hier in dit aardse dal,

  dan rijpt hij in de lente

  tot hij vruchtdragen zal.

 

Terug naar boven

 

 

 

ENIGE GEZANGEN

toegevoegd aan de Psalmberijming van 1773

 

Gezang 21: 1-7

1

  Kom, Schepper Geest, bezoek uw kerk

  met al het heil van Christus' werk!

  Vervul uw schepping, onzen geest,

  met Gods genaad' op 't Pinksterfeest!

2

  O Gij, die in der waarheid heet

  Vertrooster, Zalver, Parakleet!

  Gij eeuwig verse Levensbron!

  Gij ongeschapen Liefdezon!

3

  Bestraal, o zevenvuldig Licht!

  Den tempel Gods, door U gesticht.

  En, Vinger van Gods rechterhand!

  Bespreng den stam, door U geplant.

4

  Van eeuw tot eeuw Beloft' en Tolk

  des Vaders aan zijn kerk en volk!

  Verkregen Gaaf, verworven Loon

  van d' aan het kruis geslagen Zoon!

5

  Laaf met uw regens ons gemoed!

  Stort' in onz' aadren uwen gloed!

  Wie naar uw komst en roering smacht,

  ontvangt in d' onmacht hemelkracht.

6

  Loopt als een stroom de vijand aan,

  o, hef Gij zelf omhoog de vaan!

  't Zal waarheid zijn, waar Gij ons leidt,

  en vreugd' en vreed' in eeuwigheid.

7

  Leer ons den zaalgen Vadernaam

  uitroepen, met den Zoon te zaam,

  en met U zelf, in ’t Godsbestaan

  van beiden eeuwig uitgegaan.

 

Terug naar boven

 

 

Gezang 22: 1-5

1

  Ja, de Trooster is gekomen,

  Jezus ging van d' aarde heen!

  Jezus, van u opgenomen,

  liet, o kerk, u niet alleen!

  De Beloofde werd gezonden,

  en de kracht uit God kwam neer!

  't Past ons juichend, keer op keer,

  zijn verschijning te verkonden!

  Heden is het Pinksterfeest!

  Looft en dankt den Heil'gen Geest!

2

  Looft den Geest, die van den Vader

  en den Zoon is uitgegaan!

  Zingt Hem psalmen altegader,

  roept zijn naam uit, bidt Hem aan!

  Hem, die Gaaf en Gever tevens,

  uitzendt en gezonden wordt,

  God is, en wordt uitgestort!

  Looft, o volk, den Geest des levens,

  Hem, die schept en wederschept,

  dien g' in 't hart ontvangen hebt!

3

  Looft den Geest! Hij zal niet wijken

  van de kerk, met bloed gekocht,

  Zijn nabijheid zal steeds blijken,

  hoe de vijand woeden mocht!

  Vreest niet, o gezochte schapen,

  vreest niet weergevonden ziel,

  zo de nacht u overviel!

  Zou de Geest des Heren slapen?

  Waakt Hij, schoon geen oog Hem ziet,

  voor de kleine kudde niet?

4

  Geest der kennis, Geest der waarheid,

  der genade, der gebeen!

  Leer ons wand'len bij uw klaarheid

  in de heilverborgenheen!

  Doe ons Abba, Vader, bidden,

  zeggen: Jezus onzen Heer,

  geven U in alles d' eer!

  Zweef in der gemeenten midden,

  om te heil'gen d' offerand'

  van hun hart en mond en hand!

5

  Trooster! Zalver! Gij zult komen

  op 't gebed, door U verwekt!

  Van uw regens, van uw stromen

  wordt eens d' aarde gans bedekt!

  Liefd' en ijver zullen blaken,

  waar reeds alles scheen verkwijnd,

  als de Pinksterzon verschijnt!

  Noordenwind! O wil ontwaken!

  Zuidenwind! Doorwaai den hof!

  Heil’ge Geest! U zij de lof!

 

Terug naar boven

 

 

HANNA LAM LIEDEREN

LIED 128: 1-4

1

  't Is feest vandaag, 't is pinksterfeest,

  wij staan in vuur en vlam,

  want Hij, die bij ons is geweest,

  werkt verder aan zijn plan.

2

  Wij weten het nu zonneklaar:

  al ging Hij van ons heen,

  wat Hij belooft heeft, maakt Hij waar;

  wij zijn niet meer alleen.

3

  Wij gaan op weg, de wereld rond,

  er is geen houden aan.

  De woorden gaan van mond tot mond,

  voor ieder te verstaan.

4

  De wonderen zijn om ons heen,

  ze waaien op de wind.

  't Is feest vandaag, voor iedereen:

  een nieuwe tijd begint!

Terug naar boven

 

 

LIED 225: 1-4

1

  Gods adem die van boven kwam zet

  hart en ziel in vuur en vlam en

  opent ons de oren dat wij zijn

  tongval horen.

2

  De tongen zijn van wind en vuur,

  het Woord is brandend van natuur,

  het loopt door alle landen

  en opent mond en handen.

3

  Het Woord wordt wijd en zijd verstaan.

  het trekt zich alle dingen aan.

  het doet ons ademhalen

  en maakt ons wel ter tale.

4

  Luister, dat ademend geluid.

  God zaait de wind des Geestes uit

  om straks een storm te oogsten,

  de lof des allerhoogsten.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 522: 1-3

1

  Weet je hoe de wind op Pinksteren waaide,

  alle deuren vlogen uit het slot.

  Weet je hoe zij nieuwe dromen zaaide,

  dromen van de vrede dicht bij God.

  Dromen van de vrede dicht bij God.

2

  Weet je hoe de harten opensprongen

  zomaar op die vlag- en wimpeldag.

  Hoe in alle talen werd gezongen

  alles in beweging werd gebracht.

  Alles in beweging werd gebracht.

3

  Weet je dat je vurig mag geloven

  dat die wind de weg weet en het spoor.

  Vreugdevuren zullen niet meer doven

  want wat God begon, zet Hij ook door.

  Want wat God begon, zet Hij ook door.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 523: 1-6

1

  Kinderen:

  Waarom is het Pinksterfeest,

  wie vertelt ons dat?

  Waarom kwam de Heilige Geest?

  Zeg ons hoe of wat.

2

  Ouder:

  't Is het feest mijn lieve kind,

  van herinnering,

  hoe door 't waaien van de wind

  alles anders ging.

3

  Allen:

  Hoe Gods liefde bij ons kwam,

  vrede en geluk,

  alle droefheid van ons nam,

  zelfs de dood viel stuk.

4

  Kinderen:

  Is wat toen eens is gezien

  ook vandaag nog waar?

  Kunnen wij het zien misschien

  zo maar aan elkaar?

5

  Ouderen:

  Soms zie je het hier en daar

  - door een dichte mist -

  als je lief bent voor elkaar

  dat het er nog is.

6

  Allen:

  Daarom is het Pinksterfeest,

  het gaat nooit voorbij,

  want wat toen begonnen is

  maakt ons nu nog blij.

 

Terug naar boven

 

 

 

WIE ZINGT MEE?

LIED 127: 1-4 Heer, ik hoor van rijke zegen

1

  Heer, ik hoor van rijke zegen,

  Die Gij uitstort, keer op keer.

  Laat ook van die milde regen

  dropp’len vallen op mij neer,

  ook op mij, ook op mij,

  dropp’len vallen ook op mij!

2

  Ga mij niet voorbij, o Vader!

  Zie, hoe mij mijn zonde smart.

  Trek mij met Uw koorden nader,

  Stort Uw liefd’ ook in mijn hart,

  Ook in mij, ook in mij,

  Stort Uw liefd’ ook uit in mij!

3

  Ga mij niet voorbij, o Herder,

  Maak mij gans van zonde vrij.

  Vloeit de stroom van zegen verder,

  Zegen and’ren, maar ook mij!

  Ja, ook mij, ja ook mij.

  Zegen and’ren, maar ook mij!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 128: 1-3 Heil’ge Geest, Gij Troost en Raad

1

  Heil’ge Geest, Gij Troost en Raad,

  Waart de Christus gaat of staat!

  Leid ons aan Uw trouwe hand

  Veilig door dit woeste land.

  Zijn wij mat, geef ons dan hoop,

  Sterk ons in de pelgrimsloop,

KOOR:

    Uw nabijzijn geeft ons rust

    Op de reis naar ’s hemels kust.

2

  Trouwste vriend, blijf ons nabij,

   In verzoeking steeds ter zij.

  Opdat vrees noch twijfel ’t licht

  Van mij wegneemt en ik zwicht.

  Uw nabijheid geeft voorwaar

  rust in ’t aller grootst gevaar.

KOOR

3

  Richt Gij steeds ons geestesoog

  Opwaarts tot de troon omhoog,

  Waar de Hogepriester zit

  En voor Zijne kind’ren bidt;

  Opdat door die blik ons hart

  Rust, zelfs in de grootste smart.

KOOR

 

Terug naar boven

 

 

LIED 129: 1 Pinkstergebed

1

  Hoor, o Vader, onze beden:

  Geest van God daal in ons neer!

  Richt ook onze kinderschreden,

  Leer ons leven U te eer!

  Vrolijk, vriend’lijk aller wegen,

  Vroom van hart en blij van Geest,

  Dan wordt ook voor ons ten zegen,

  ’t Schoon en heerlijk Pinksterfeest!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 130: 1-2 Kom, Heil’ge Geest, daal neder

1

  Kom, Heil’ge Geest, daal neder,

  Als op het Pinksterfeest;

  Maak onze harten teder,

  Daal neder, Heil’ge Geest.

  Ach, steeds zijn onze zinnen

  Naar ’t aardse heen gericht;

  Kom Goede Geest, daarbinnen,

  En maak het duister licht.

2

  Leer ons de Heiland kenne,

  Hem minnen, meer en meer,

  Leer aan Zijn dienst ons wenne,

  Die kiezen keer op keer.

  Doe ons de Vader eren,

  Die in de Zoon ons mint;

  Wil ons in alles leren,

  Maak hemels ons gezind.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 131: 1 Pinksterlied

1

  Kom, Heil’ge Geest, vervul mij gans

  Met Uwe milde zegen thans,

  O Geest der eeuw’ge liefde!

  O maak mij van mijn zonden rein

  En laat geheel gewijd U zijn

  Al mijnes harten liefde.

  Laat m’ U geven heel mijn leven,

  Laat m’ U al mijn zinnen schenken,

  Om U immer te gedenken.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 132: 1-10 Maakt Gij Heer, zo hoog, zo rein

1

  Maakt Gij Heer, zo hoog, zo rein,

  in ons hart Uw woning?

  Is dat hart niet veel te klein

  Voor zo grote Koning?

  Staat dat in Uw heilig Woord

  Waarlijk zo te lezen?

  Heeft mijn oor dat goed gehoord?

  Zou dat moog’lijk wezen?

2

  Uw paleis is heerlijk, schoon!

  En de hemel koren

  Scharen zich rondom Uw troon,

  Doen hun loflied horen.

  Heb ik dan wel goed verstaan,

  Wat Gij liet beschrijven?

  Kunt Gij in mijn harte gaan

  En daar altijd blijven?

3

  Doe mij toch begrijpen Heer!

  Wat Gij moogt bedoelen,

  Zeg het nog eens goed en leer

  Bovenal ’t mij voelen.

  Zend dan op het Pinksterfeest,

  Om dat uit te leggen,

  Ook aan mij Uw Heil’ge Geest,

  Laat Hij ’t duid’lijk zeggen.

4

  Zal niet dit Uw antwoord zijn:

  “’t Is gelijk de stralen,

  ’t Is gelijk de zonneschijn,

  die op de aard komt dalen.

  Als door ’t open venster heen

  Licht en warmte stromen,

  Zal de volle zon meteen

  Ook naar binnen komen!”

 

Terug naar boven

 

 

LIED 133: 1-3 Pinksterlied

1

  Toen de Heiland naar de Hemel

  keerd’ als aller Heer en Hoofd,

  Heeft Hij aan de kring der Zijnen

  Eerst de Heil’ge Geest beloofd,

  Op het heerlijk Pinksterfeest

  Zond de Heer de Heil’ge Geest.

2

  Saamvergaderd in de Tempel

  Werd een groot geluid gehoord,

  En de Geest kwam neer op aarde

  Naar het oud profetenwoord.

  Op het heerlijk Pinksterfeest

  Zond de Heer de Heil’ge Geest.

3

  Toen weerklonk, in vreemde talen,

  Wat de Heiland heeft gedaan,

  Hoe Hij na Zijn bitter lijden,

  Uit de dood was opgestaan.

  Op het heerlijk Pinksterfeest

  Zond de Heer de Heil’ge Geest.

 

Terug naar boven