Pasen

 

Index:

Uit:  de Oude Hervormde Bundel

Uit:  Liedboek der Kerken

Uit:  enige Gezangen van 1773

Uit:  Hanna Lam Liederen

Uit:  Wie zingt mee?

 

 

 

 

 

Oude Hervormde Bundel

 

LIED 53: 1-3

1

  Wees gegroet, gij eersteling der dagen,

  morgen der verrijzenis,

  bij wiens licht de macht der hel verslagen

  en de dood vernietigd is!

  Here Jezus, trooster aller smarten,

  zon der wereld, schijn in onze harten,

  deel ons zelf de voorsmaak mee

  van der zaal'gen sabbatsvree!

2

  Op uw woord, o Leven van ons leven,

  werpen wij het doodskleed af!

  Door de kracht uws Geestes uitgedreven,

  treden w' uit ons zondengraf.

  Leer ons daag'lijks, leer ons duizendwerven,

  in uw kruisdood meegekruisigd sterven,

  en herboren - opgestaan,

  achter U ten hemel gaan!

3

  In uw hoede zijn wij wel geborgen,

  en schoon eerlang 't oog ons breek',

  open gaat het op de grote morgen

  na deez' aardse lijdensweek.

  Welk een dag der ruste zal dat wezen,

  als w' onsterf'lijk, uit de dood verrezen,

  knielen voor uw dankaltaar!

  Amen, Jezus, maak het waar!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 54: 1-4

1

  De dageraad met rode glans

  verlicht de hoge hemeltrans.

  De wereld zingt een vreugdezang,

  de hel beweent haar ondergang.

2

  Want Christus, d' allersterkste held,

  heeft nu de macht des doods geveld,

  de hel verwonnen voor altijd,

  d' onzaal'gen van hun boei bevrijd.

3

  Die men door steen besloten dacht,

  bewaakt door der soldaten wacht,

  verrijst in glorie, machtig, groot,

  als overwinnaar uit de dood.

4

  Nu wijkt de klacht, 't verdriet zo fel,

  nu vluchten vrees en angst der hel.

  Een stralend' engel kondigt aan:

  "De Heer is waarlijk opgestaan!"

 

Terug naar boven

 

 

LIED 55: 1-4

1

  Halleluja, halleluja, halleluja!

  De strijd volbracht, de prijs behaald,

  De Vorst des levens zegepraalt!

  Komt, nu verheugd de lof betaald!

  Halleluja!

2

  Het rijk des doods heerst nu niet meer,

  want Jezus daalde daar in neer!

  Handklapt en psalmzingt tot zijn eer,

  Halleluja!

3

  Ten derden dage opgestaan,

  met hemelschoonheid aangedaan!

  stemt nu de luide lofzang aan,

  Halleluja!

4

  De mond des grafs is toegedaan,

  des hemels hallen openstaan!

  Zingt nu verheugd Gods wonderdaan,

  Halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 56: 1-3

1

  Natuur verrijst ten leven weer,

  door stem bij stem geprezen,

  en met de nu verrezen Heer

  aarde thans herrezen.

  't Heelal siert zich in 't hoogtijdskleed,

  nu Hij herleeft, die 't worden deed,

  en alles riep in 't wezen.

2

  Hoe blinkt het licht in reine gloed,

  de waterstromen vloeien,

  de lentewind omruist ons zoet,

  het dal vangt aan te bloeien.

  Wat straks verdord was, groent nu weer,

  en lief'lijk golven beek en meer,

  ontslagen van hun boeien.

3

  Het leven overwint de dood,

  een nieuw, een heerlijk leven!

  En wat voor ons de zonde sloot,

  het Eden is hergeven.

  Het zwaard des cherubs dreigt niet meer,

  God zelf ontsloot de toegang weer

  naar d' eeuw'ge vreugdedreven.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 57: 1-5

1

  Christus is opgestanden

  uit de doodse banden!

  Daarom willen wij vrolijk zijn:

  Christus zal onze trooster zijn.

  Halleluja, halleluja,

  halleluja, halleluja.

2

  Zijn wij op aard' gevangen,

  Hij is ons verlangen.

  Zijn kruis moeten wij dragen gaan,

  zullen w' in zijn behagen staan.

  Halleluja, halleluja,

  halleluja, halleluja.

3

  Christus heeft zeer geleden,

  heeft voor ons gestreden.

  Hij, die de vijand overwon,

  Hij is het, die de dood verslond.

  Halleluja, halleluja,

  halleluja, halleluja.

4

  Christus is neergestegen,

  heeft de macht verkregen.

  Hij is ons aller medicijn:

  Hij wil onze verlosser zijn.

  Halleluja, halleluja,

  halleluja, halleluja.

5

  Christus is nu verrezen,

  laat ons vrolijk wezen!

  De dood verloor zijn heerschappij,

  Christus maakt ons van banden vrij.

  Halleluja, halleluja,

  halleluja, halleluja.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 58: 1-8

1

  Halleluja, de blijde toon,

  halleluja,

  wordt nu gezongen zoet en schoon.

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

2

  Waar dat ik sta of dat ik ga,

  halleluja,

  mijn ziel, die zingt halleluja!

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

3

  Dit is de grote, blijde dag,

  halleluja,

  die David in de geest voorzag.

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

4

  Hemel en aarde zijn verheugd,

  halleluja,

  de heil'ge Kerk smaakt ook die vreugd.

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

5

  Want onze Heer en Koning groot

  halleluja,

  is nu verrezen uit de dood.

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

6

  Die stervend ons het leven gaf,

  halleluja,

  verrees in glorie uit het graf.

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

7

  Of nu de satan raast en tiert,

  halleluja,

  de Leeuw uit Juda zegeviert.

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

8

  Daar boven in des hemels troon,

  halleluja,

  daar zingt men ongemeen en schoon.

  Halleluja,

  halleluja, halleluja, halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 59: 1-4

1

  Verschenen is de zaal'ge dag,

  waarop ons lied niet zwijgen mag,

  want Jezus Christus overwint,

  die de verslagen vijand bindt,

  Halleluja!

2

  De oude machten, zond' en dood,

  de helse jammer, angst en nood

  heeft Christus van hun kracht ontdaan,

  nu Hij uit 't graf is opgestaan.

  Halleluja!

3

  Hij nam de dood zijn buit weer af,

  het leven eindigt niet in 't graf,

  want Christus overwon met macht

  en heeft het leven weergebracht.

  Halleluja!

4

  Nu willen wij verheugd te saam,

  een loflied zingen in Uw naam,

  U prijzen, Heer, ten allen tijd',

  daar G' ons ten heil verrezen zijt.

  Halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 60: 1-5

1

  Bij 't krieken van de dageraad

  mijn Heiland en mijn Heer opstaat;

  verdreven is der zonden nacht,

  licht, heil en leven weergebracht.

  Halleluja!

2

  Aan 't kruis kiest Christus voor de nood

  van heel het mensenvolk de dood;

  hoe uit de dood Hij zich bevrijdt,

  dat blijft de mens verborgenheid.

  Halleluja!

3

  Eens wordt mij Christus' heerlijkheid

  in klare vreugd ten toon gespreid;

  ik zie, hoe al wat hem weerstond,

  in 't diepst der hel zijn oordeel vond.

  Halleluja!

4

  Wat ben ik droef, nu Christus leeft,

  die mij zichzelf uit liefde geeft?

  Zo heel de wereld mij ontviel,

  des Heilands geest woont in mijn ziel.

  Halleluja!

5

  O sterke held, voor deze troost

  dankt U de wereld onverpoosd.

  U prijst wat wankelt door de tijd,

  nu en in alle eeuwigheid.

  Halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 61: 1-3

1

  Christus, onze Heer, verrees,

  halleluja!

  Heil'ge dag na angst en vrees,

  halleluja!

  Die ten dode ging aan 't kruis

  halleluja,

  bracht ons in Gods vrijheid thuis,

  halleluja!

2

  Prijst nu Christus in ons lied,

  halleluja,

  die in heerlijkheid gebiedt,

  halleluja,

  die aanvaardde kruis en graf,

  halleluja,

  dat Hij zondaars 't leven gaf,

  halleluja!

3

  Maar zijn lijden en zijn strijd,

  halleluja,

  heeft verzoening ons bereid,

  halleluja!

  Nu is Hij der heem'len Heer,

  halleluja!

  Eng'len juub'len Hem ter eer,

  halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 62: 1-4

1

  Jezus leeft, en wij met Hem:

  dood, waar is uw schrik gebleven?

  Jezus leeft, en zijne stem

  roept ook ons eens weer tot leven,

  zal ons eens met eer bekleen:

  dit is onze troost alleen!

2

  Jezus leeft: Hem is de macht

  over 't gans heelal gegeven,

  en wij zullen door zijn kracht

  Hem gelijken, eeuwig leven.

  Zou Gods trouw ooit wank'len? Neen,

  dit is onze troost alleen!

3

  Jezus leeft, dit is gewis:

  waar ons pad ook heen moog' leiden,

  zelfs geen macht der duisternis,

  niets kan ons van Jezus scheiden.

  't Steunen op zijn mogendheen:

  dit is onze troost alleen!

4

  Jezus leeft, nu is de dood

  ons een ingang tot het leven.

  Welk een rust in stervensnood

  zal dit woord ons harte geven.

  Gij, o Heiland, Gij alleen,

  Gij zijt onze troost alleen!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 63: 1-3

1

  Komt, heffen wij een lofzang aan:

  de Heer is waarlijk opgestaan!

  Komt, laten wij niet langer klagen!

  De Levensvorst heeft door zijn kracht

  de dood beroofd van zijne macht:

  de laatste vijand ligt verslagen.

2

  Hij, die voor ons zijn leven gaf,

  rees zegevierend uit het graf,

  Hij heeft voor ons de strijd volstreden,

  Nu zijn wij met Hem opgestaan,

  nu vangt het nieuwe leven aan,

  dat w' eeuwig in zijn dienst besteden.

3

  Dat dan geen vrees ons hart beknell',

  wij juichen in Immanuël:

  Hij kan en zal ons nooit begeven.

  Hij is met ons in alle nood,

  Hij overwon voor ons de dood,

  wij zullen eeuwig met Hem leven!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 64: 1-3

1

  Ik zeg het allen, dat Hij leeft,

  dat Hij verrezen is,

  dat Hij te midden van ons leeft

  en eeuwig bij ons is.

2

  Verzonken in de diepe zee

  is 't vrezen voor de dood,

  en elk kan schouwen boven 't wee

  der toekomst morgenrood.

3

  Hij leeft en zal nabij ons zijn,

  waar alles ons verlaat,

  en zo zal deze dag ons zijn

  een hemel-dageraad.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 65: 1-3

1

  Ja, amen, Jezus is in 't leven!

  Zijn grote naam all' eer te geven,

  moet nu uw vreugd, o Christen, zijn!

  Mijn Heiland, aan het kruis gestorven,

  heeft leven uit de dood verworven:

  Gods eeuwigheid werd waarlijk mijn.

2

  Ja, Jezus leeft, dat voelt ons harte,

  als 't Hem gelovig zoekt in smarte:

  het graf besluit Hem langer niet!

  Hoe meer wij Hem aanbiddend eren

  en zijne liefd' in 't hart vermeren,

  hoe meer Hij ons zijn gunst gebiedt.

3

  Ja, Jezus leeft, veel duizend harten

  gevoelden in de bangste smarten

  de hoge troost, dat Jezus leeft;

  in zware strijd met boezemzonden,

  in bange doodstrijd ondervonden

  veel duizend harten, dat Hij leeft.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 66: 1-4

1

  Zingt nu verheugd, terecht moogt g' u verblijden,

  want Jezus leeft, is waarlijk opgestaan!

  Die Heiland, die gij straks aan 't kruis zaagt lijden,

  is zegepralend uit het graf gegaan.

  Juich hemel, aarde, juich bij zijn herleven,

  halleluja, de rouw in vreugd verkeert!

2

  Noch steen noch wacht kan zijne macht beletten,

  geen zegel bindt het leven aan de dood.

  Zijn Godsmacht kan en wacht en steen verpletten,

  wat macht, die ooit aan God zelf weerstand bood?

  Juich hemel, aarde, juich bij zijn herleven,

  halleluja, de rouw in vreugd verkeert!

3

  Wat vreugd, wat vreugd voor zijn getrouwe vrinden,

  wier treurend hart beweende 's Meesters dood!

  Hij, wie zij vurig, tederlijk beminden,

  herleeft, verheven boven alle nood.

  Juich hemel, aarde, juich bij zijn herleven,

  halleluja, de rouw in vreugd verkeert!

4

  Nu zien wij klaar, dat nooit zijn woorden falen,

  dat God, zijn Vader, Hem gezonden heeft.

  Had Hij voorspeld, dat Hij in 't graf zou dalen,

  ook naar zijn woord is 't, dat Hij nu herleeft.

  Juich hemel, aarde, juich bij zijn herleven,

  halleluja, de rouw in vreugd verkeert!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 67: 1-5

1

  Heft, Christ'nen, heft uw lofzang aan,

  roemt deze schoonsten aller dagen!

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  't geschonden Godsrecht is voldaan,

  de laatste vijand ligt verslagen.

2

  Hij stond gewillig 't leven af,

  om onze schuld gans te betalen.

  Nu rijst Hij heerlijk uit het graf,

  opdat wij, vrij van zond' en straf,

  voor eeuwig mochten zegepralen.

3

  O Jezus, doe ons meer de kracht

  van uw verrijzenis ervaren,

  opdat w', ontrukt aan satans macht,

  uit duisternis tot licht gebracht,

  met U altijd verbonden waren.

4

  Versterk in ons de vaste grond,

  waarop wij onze hope bouwen,

  de hoop op die gewenste stond,

  dat wij, gewekt door uwe mond,

  U in uw heerlijkheid aanschouwen.

5

  Welzalig die U toebehoort,

  die kan geen dood of graf doen beven,

  die gaat zijn weg bemoedigd voort,

  daar hij zich vasthoudt aan uw woord:

  "Die Mij gelooft zal eeuwig leven."

 

Terug naar boven

 

 

 

GEZANGEN UIT HET LIEDBOEK DER KERKEN

 

GEZANG 196: 1-5

1

  Den Heer wil ik prijzen

  en ere bewijzen,

  wiens dappere hand

  heeft ruiter en wagen

  verdreven, verslagen,

  gewenteld in 't zand.

2

  De Heer is mijn leven,

  de Heer heeft gegeven

  zijn lof in mijn mond.

  Hij schenkt mij, mijn Koning,

  zijn veilige woning,

  zijn heilig verbond.

3

  Gij overste Rechter,

  Gij krachtigste vechter,

  uw naam is zo zoet:

  o Jesu Gods Zone,

  Gij velt van den trone

  den drijver verwoed!

4

  Maar ons zult Gij planten

  als levende planten,

  o Heer, in uw hof.

  Uw scepter zal blijven,

  uw rijk zal beklijven

  met eeuwige lof.

5

  Gods Zone wilt loven,

  Gods Zoon van hier boven

  heeft wonder gedaan;

  aanhoort deze tijding

  en laat de bevrijding

  u niet meer ontgaan!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 197: 1-4

1

  De dag rijst rood in het verschiet,

  de hemel zingt het hoogste lied,

  de aarde juicht uit alle macht,

  de hel barst los in jammerklacht.

2

  Omdat de Koning komt en stoot

  de deuren open van de dood,

  bevrijdend uit de lange nacht,

  het volk dat in het duister wacht.

3

  Die lag besloten met een steen,

  een wacht soldaten erom heen,

  stijgt uit het graf en triomfeert

  in al zijn pracht. De Heer regeert.

4

  Nu zijn de tranen en de pijn

  voorbij. De dood zal niet meer zijn.

  Een stralende engel kondigt aan:

  de Heer is waarlijk opgestaan.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 198: 1-4

1

  De mond der aarde spreekt

  de naam des levens uit,

  de zoon der toekomst breekt

  de kluisters van de tijd,

2

  de dag die was verwacht

  eeuwen en eeuwen her

  breekt aan en uit de nacht

  verrijst de morgenster,

3

  het licht straalt uit de grond,

  Christus is opgestaan,

  de adem van zijn mond

  spreekt ons met leven aan,

4

  de duisternis verbleekt,

  het is hoog aan de tijd,

  de Man van Pasen steekt

  zijn beide handen uit

  Hij groet zijn Pinksterbruid.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 199: 1-7

1

  De toekomst van de Heer is daar

  en voor zijn voeten uit

  gaan vrede en rechtvaardigheid

  als bruidegom en bruid.

2

  De trouw zal bloeien als een roos

  en zie, gerechtigheid

  zal uit de hemel moeiteloos

  neerdalen in de tijd.

3

  Voorwaar, het heil is nu nabij,

  uw goedertierenheid.

  En vol verwachting zingen wij:

  God roept de vrede uit!

4

  Sta op, o God, en maak het waar

  wat heel uw kerk bezingt:

  dat heel uw schepping weer ontwaakt

  uit haar betovering.

5

  Want groot zijt Gij en daden groot

  zijn door uw hand gedaan;

  het graan ontkiemt ternauwernood,

  het sterft om op te staan.

6

  Gij hebt de groeve toegedekt

  waarin de korrel viel

  om weer te worden opgewekt:

  Adam met hart en ziel.

7

  Nu is de dag van oogsten daar,

  het hoogste van de tijd;

  een koning als een korenaar

  staat op in majesteit.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 200: 1-5

1

  Heerlijk verschenen is de dag

  waarop ons lied niet zwijgen mag,

  want Jezus Christus triomfeert,

  Hij die het graf de rug toekeert.

  Halleluja.

2

  De nacht, de zonde en de dood,

  de hel, het leed, de angst, de nood,

  dit alles is teniet gedaan,

  nu onze Heer is opgestaan.

  Halleluja.

3

  Die eens de buit was van de dood

  en weerloos lag in aarde 's schoot,

  Hij heeft het licht teruggebracht,

  Hij schenkt het leven overmacht.

  Halleluja.

4

  Heel de aarde, al het schepsel zal

  opstaan in 't zonlicht overal;

  voorbij is nu de droefenis,

  omdat de Heer verrezen is.

  Halleluja.

5

  Ook wij, wij zetten blij van zin

  een stralend halleluja in.

  O Christus, die verrezen zijt,

  wij prijzen uw aanwezigheid.

  Halleluja.


 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 201: 1-3

1

  O dag van de verrijzenis,

  de volken zijn verblijd,

  Pasen des Heren, Pasen is 't,

  nu Hij ons zelf geleidt,

  ons leidt naar 't leven uit de dood

  en naar de hemel heen

  uit deze aarde en haar nood.

  Hij leidt ons, Hij alleen.

2

  O laat ons waarlijk zuiver zijn

  dan zien wij hoe in 't licht.

  zo stralend als de zonneschijn

  Christus staat opgericht.

  Dan horen we als de dag aanbreekt

  met bovenaardse gloed,

  hoe Christus zelve tot ons spreekt

  zeggende: weest gegroet.

3

  De hemel heft het loflied aan,

  de aarde is verblijd,

  Christus de Heer is opgestaan

  in al zijn majesteit.

  De wereld die onzichtbaar is,

  de wereld die men niet ziet,

  begroeten de verrijzenis

  en zingen 't zegelied.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 202: 1-5

1

  Nu de Heer is opgestaan

  loopt alom het leven uit,

  breekt de nieuwe lente aan, 

  roert zich in het groene kruid.

  Heel de aarde die ontwaakt,

  looft Hem die haar heeft gemaakt

  met een jubelend geluid.

2

  Helder wordt de hemel weer,

  stralend open overal,

  en een zachte zon ziet neer

  in ons liefelijke dal,

  dat in prille schoonheid blinkt.

  Overal in 't rond weerklinkt

  vogellied en lof geschal.

3

  Koning van de koude dood,

  trotse vorst, al was weleer

  uw geweld ook nog zo groot,

  al waart gij der wereld heer,

  nu heeft uit uw bar beleid,

  heerst uw ongerechtigheid

  over ons geslacht niet meer.

4

  Nu de dood verslagen is,

  en voorgoed teniet gedaan,

  wordt vervuld het lang gemis

  breekt het volle leven aan,

  en de mens mag, God zij prijs,

  het verloren paradijs

  onbekommerd binnengaan.

5

  Jezus Christus gaat vooraan

  in zijn koningsheerschappij;

  die de dood is doorgegaan

  maakt ons allen waarlijk vrij.

  Aan de Vader, Zoon en Geest

  is de zege, het is feest.

  Van zijn liefde zingen wij.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 203: 1-7

1

  Die in de dood gebonden lag

  om ons en onze zonden,

  is opgestaan met groot gezag:

  Christus heeft overwonnen!

  Hij bracht ons het leven weer,

  laat ons nu loven God en Heer

  en zingen: halleluja!

  Halleluja!

2

  Geen die de dood bedwingen kon,

  geen enkel mens op aarde;

  dat kwam doordat wij man voor man

  verstrikt in zonden waren.

  Zo kreeg hij ons in zijn macht

  en heeft ons in zijn rijk gebracht

  en hield ons daar gevangen.

  Halleluja!

3

  Toen heeft Gods Zoon ons hulp verschaft.

  Hij, als een mens gekomen,

  wees zonde en verzoeking af

  en heeft de dood ontnomen

  als zijn rechtsmacht en geweld;

  hij moest de sleutels van de hel

  in Christus' handen laten.

  Halleluja!

4

  Het was een strijd sinds lang voorzegd,

  die dood en leven streden.

  Nu is, Godlof, het pleit beslecht:

  Christus is onze vrede.

  Hij die onze bondgenoot

  geworden is, heeft in zijn dood

  de dood voor ons verslagen.

  Halleluja!

5

  Ziet nu die 't ware Paaslam is,

  waarvan wij moeten leven,

  die aan het kruis in duisternis

  zichzelf heeft prijsgegeven.

  Zijn bloed is aan onze deur;

  niet langer oefent zijn terreur

  de dood, die mensenmoorder.

  Halleluja!

6

  Laat ons dan vieren 't hoge feest

  dat Christus heeft gegeven,

  verheugd van hart en blij van geest,

  Hij immers is ons leven.

  Hij is onze zon, ons licht,

  op Hem is ons bestaan gericht,

  't is dag voor ons geworden.

  Halleluja!

7

  Dit is het maal, hebt Gij gezegd,

  der ongezuurde broden.

  Wij doen het oude zuurdeeg weg,

  gelijk Gij hebt geboden.

  Gij zelf wilt tot lafenis

  en spijze ons zijn, o Heer, dat is

  genoeg voor dood en leven.

  Halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 204: 1-3

1

  Jezus Christus, onze Heiland,

  heeft de dood overmand.

  Ten derden dage

  zijn zonde en dood verslagen.

  Kyrie eleison.

2

  Zonder zonde is Hij geboren,

  droeg voor ons 's Hoogsten toorn;

  voor ons gestorven

  heeft Hij Gods gunst verworven.

  Kyrie eleison.

3

  Nu is alles, zonde en doodsnacht,

  leven, heil in zijn macht.

  Hij kan behouden,

  wie zich Hem toevertrouwden.

  Kyrie eleison.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 205: 1-6

1

  Nu triomfeert de Zoon van God

  die is verrezen uit de dood,

  halleluja, halleluja,

  met grote pracht en heerlijkheid.

  Hem zij de lof in eeuwigheid!

  Halleluja, halleluja.

2

  Hij heeft de duivel alle macht

  ontnomen, hem ten val gebracht.

  Halleluja, halleluja.

  Hij heeft gelijk een grote held

  de boze reddeloos geveld.

  Halleluja, halleluja.

3

  Nu doet geen vijand ons meer kwaad;

  al dreigt hij ook, het heeft geen baat.

  Halleluja, halleluja.

  Hij ligt in 't stof, hij heerst niet meer,

  wij zijn Gods eigen kind'ren weer.

  Halleluja, halleluja.

4

  O Gij die onze Heiland zijt,

  die zondaars uit de dood bevrijdt,

  Halleluja, halleluja,

  om uw genade en liefde leid

  ons binnen in uw heerlijkheid.

  Halleluja, halleluja.

5

  Voor wie vertrouwen op uw woord

  ontsluit Gij zelf de donk're poort.

  Halleluja, halleluja.

  Zo laat ons dan uit alle macht

  lofzingen Hem, wiens heil ons wacht:

  halleluja, halleluja.

6

  Aan God de Vader in zijn troon,

  aan Christus, zijn geliefde Zoon,

  halleluja, halleluja,

  en aan de Geest zij toegewijd

  lof, dank en eer in eeuwigheid.

  Halleluja, halleluja.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 206: 1-5

1

  Komt drinken wij tot lafenis

  de nieuwe drank die leven is,

  zij wordt niet door een wonder Gods

  gedwongen uit de dode rots.

2

  Zij is de bron, het leven zelf,

  ontspringend uit het grafgewelf,

  Christus, de levende fontein,

  waarin wij allen zalig zijn.

3

  In alle dingen opgericht,

  door alles heen dringt hemels licht,

  de schepping heft het feestlied aan

  want Christus is thans opgestaan.

4

  Gisteren was ik met U dood,

  o Christus, in dit morgenrood

  word ik met U weer opgewekt

  daar Gij de uwen tot U trekt.

5

  O Christus, ik die gist'ren pas

  met U aan 't kruis gehangen was,

  laat heden tot uw lof en prijs

  mij bij U zijn in 't paradijs.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 207: 1-12

1

  Hoort aan, gij die Gods kind'ren zijt:

  der heem'len hoogste majesteit

  verrees vandaag in heerlijkheid.

  Halleluja.

2

  De drie Maria 's daalden af

  vroeg in de schemer naar het graf,

  met zalf, waar elk haar liefde in gaf.

  Halleluja.

3

  Door Magdalena 's angstig woord

  zijn twee discip'len aangespoord

  en haastten ademloos zich voort.

  Halleluja.

4

  Johannes is over het veld

  sneller dan Petrus voortgesneld,

  om zelf te zien wat werd gemeld.

  Halleluja.

5

  De vrouwen, naar het graf gegaan,

  zegde een witte engel aan,

  dat nu de Heer was opgestaan.

  Halleluja.

6

  Aan de discipelen bijeen

  was 't Christus zelve die verscheen

  en vrede wenste als voorheen.

  Halleluja.

7

  't Bericht werd Thomas ook gedaan.

  Hij hoorde het vol twijfel aan

  dat Jezus zou zijn opgestaan.

  Halleluja.

8

  Zie, Thomas, mijn doorboorde zij,

  mijn handen, voeten allebei,

  en twijfel niet, geloof in Mij.

  Halleluja.

9

  De wond van spijker en van speer

  zag hij en twijfelde niet meer,

  maar stamelde: mijn God en Heer.

  Halleluja.

10

   Zalig wie niet getwijfeld heeft,

   niet ziet en toch zich overgeeft,

   zijn deel is dat hij eeuwig leeft.

   Halleluja.

11

   Wij vieren 't feest van Pasen weer,

   en brengen alle lof en eer

   aan onze opgestane Heer.

   Halleluja.

12

   Voor alles wat Hij heeft gedaan,

   roepen wij God ootmoedig aan

   nu onze Heer os opgestaan.

   Halleluja.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 208: 1-19

Melodie

1

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja, halleluja,

  de nacht des doods voorbijgegaan.

  Halleluja, halleluja!

2

  Wanneer Hij niet was opgestaan,

  Halleluja, halleluja,

  dan zou de wereld zijn vergaan.

  Halleluja, halleluja!

3

  Maar nu Hij overwonnen heeft,

  halleluja, halleluja,

  nu loven wij de Heer die leeft.

  Halleluja, halleluja!

4

  Drie vrouwen namen specerij,

  halleluja, halleluja,

  vroeg in de morgen kwamen zij.

  Halleluja, halleluja!

5

  Zij naderden bezorgd het graf,

  halleluja, halleluja.

  Wie wentelt straks de steen ons af?

  Halleluja, halleluja!

6

  Maar zie, de steen was weggedaan,

  halleluja, halleluja.

  Een engel sprak de vrouwen aan:

  halleluja, halleluja!

7

  Weest niet bevreesd, verheugt u zeer,

  halleluja, halleluja,

  Hij, die gij zoekt, is hier niet meer.

  Halleluja, halleluja!

8

  Ach goede engel, zeg mij dan,

  halleluja, halleluja,

  waar ik mijn Meester vinden kan.

  Halleluja, halleluja!

9

  Uw Heer, die hier gebonden lag,

  halleluja, halleluja,

  verrees op deze heil'ge dag.

  Halleluja, halleluja!

10

   Wanneer Hij dan verrezen is,

   halleluja, halleluja,

   wijs, engel, ons waar Jezus is.

   Halleluja, halleluja!

11

   Hier was zijn rustplaats, komt en ziet,

   halleluja, halleluja,

   verblijdt u 't graf behield Hem niet.

   Halleluja, halleluja!

12

   Mijn hart is nog vol angst en pijn,

   halleluja, halleluja,

   hoe zou ik blijde kunnen zijn?

   Halleluja, halleluja!

13

   Aanschouwt de windsels in het graf,

   halleluja, halleluja,

   die Jozef Hem als doodskleed gaf.

   Halleluja, halleluja!

14

   Wij zien het vol verbazing aan,

   halleluja, halleluja,

   zeg ons: waarheen is Hij gegaan?

   Halleluja, halleluja!

15

   Naar Galilea richt uw voet,

   halleluja, halleluja,

   daar wordt gij door uw Heer begroet.

   Halleluja, halleluja!

16

   Heb dank, o engel, voor uw woord,

   halleluja, halleluja,

   wij haasten ons, dat elk het hoort.

   Halleluja, halleluja!

17

   Zegt Petrus: Hij is opgestaan!

   Halleluja, halleluja.

   Zegt het al zijn discip'len aan.

   Halleluja, halleluja!

18

   Nu klinkt alom de roep voortaan:

   Halleluja, halleluja,

   de Heer is waarlijk opgestaan!

   Halleluja, halleluja!

19

   Verblijdt u met ons allen saam,

   halleluja, halleluja,

   lofzingt de Heer en prijst zijn naam!

   Halleluja, halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 209: 1-7

1

  Nu moet gij allen vrolijk zijn.

  De bomen zingen in de tuin,

  het lege graf verzwijgt het niet,

  de mond geopend voor het lied,

  halleluja!

2

  De loze worden zijn verstomd,

  de wereld die op adem komt

  zingt met de vogels in de lucht

  dat nu de nacht is weggevlucht,

  halleluja!

3

  Geen vlammend zwaard verspert de weg,

  de engel die het voerde zegt,

  dat alle leed geleden is

  omdat de Heer verrezen is,

  halleluja!

4

  Hij heeft het zegel weggedaan,

  nu kunnen wij zijn woord verstaan,

  zijn graf is als een open boek,

  de windsels liggen in de hoek,

  halleluja!

5

  O dood, die Hem ontkomen liet,

  Hij neemt bezit van uw gebied,

  zijn heerschappij gaat in en uit

  door al de deuren die men sluit,

  halleluja!

6

  Wij willen zingen dat Hij leeft,

  Hij leeft die God gehoorzaamd heeft,

  zijn graf staat ledig in de tijd,

  het is een mond vol zaligheid,

  halleluja!

7

  O goede engel bij het graf,

  de lente lost de winter af,

  bewaak het jonge groen en wijs

  de ingang van het paradijs,

  halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 210: 1-4

1

  Sta op! Een morgen ongedacht,

  Gods dag is aangebroken,

  er is in een bewogen nacht

  een nieuwe lente ontloken.

  Het leven brak door aarde en steen,

  uit alle wond'ren om u heen

  spreekt, dat God heeft gesproken.

2

  Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit,

  open uw dode oren;

  kom uit het graf dat u omsluit,

  kom uit en word geboren!

  Toen heeft zich in het vroegste licht

  de nieuwe Adam opgericht,

  ons allen lang tevoren.

3

  Al wat ten dode was gedoemd

  mag nu de hoop herwinnen;

  bloemen en vogels, alles roemt

  Hem als in den beginne.

  Keerde de Heer der schepping weer,

  dan is het tevergeefs niet meer

  te bloeien en te minnen.

4

  Sta op! Hij gaat al voor ons uit,

  de schoot van 't graf ontkomen.

  De morgen is vol nieuw geluid,

  werp af uw boze dromen.

  Waar Hij, ons Hoofd, is voorgegaan,

  is voor het lichaam nu vrij baan

  naar een bestaan volkomen.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 211: 1-5

1

  Christus is opgestanden

  al uit der moordenaars handen.

  Dus willen wij allen vrolijk zijn,

  Christus zal onze trooster zijn.

  Kyrieleis.

2

  Al zijn wij Gods gevangen,

  naar Christus is ons verlangen.

  Het kruis dat moeten wij dragen,

  zullen wij Christus behagen.

  Kyrieleis.

3

  Christus heeft geleden,

  Hij heeft voor ons gestreden,

  de vijand is verwonnen,

  de dood heeft Hij verslonden.

  Kyrieleis.

4

  Christus is nedergestegen,

  Hij heeft victorie verkregen.

  Hij is ons allen een Medicijn,

  Christus zal onze Verlosser zijn.

  Kyrieleis.

5

  Christus is nu verrezen,

  dus willen wij vrolijk wezen.

  De dood heeft verloren haren naam.

  Christus verlost ons al te saam.

  Kyrieleis.

 

  Halleluja,

  halleluja,

  halleluja.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 212: 1-8

1

  Halleluja, de blijde toon,

  halleluja,

  wordt nu gezongen zoet en schoon,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

2

  Waar dat ik sta of dat ik ga,

  halleluja,

  mijn ziel, die zingt halleluja,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

3

  Dit is de grote, blijde dag,

  halleluja,

  die David in de geest voorzag,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

4

  Hemel en aarde zijn verheugd,

  halleluja,

  de heil'ge Kerk smaakt ook die vreugd,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

5

  Want onze Heer en Koning groot

  halleluja,

  is nu verrezen uit de dood,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

6

  Die stervend ons het leven gaf,

  halleluja,

  verrees in glorie uit het graf,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

7

  Of nu de satan raast en tiert,

  halleluja,

  de leeuw uit Juda zegeviert,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

8

  Daar boven in des hemels troon,

  halleluja,

  daar zingt men ongemeen en schoon,

  halleluja.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 213: 1-6

Melodie

1

  Lof zij God in de hoogste troon,

  lof zij zijn eengeboren Zoon,

  die voor ons droeg der zonde loon.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

2

  Des morgens op de derde dag,

  toen voor het graf de steen nog lag,

  verrees de Heer op Gods gezag.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

3

  De engel sprak: Houdt moed, vreest niet,

  ik ken de bron van uw verdriet:

  gij zoekt uw Heer, Hij is hier niet.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

4

  Hij is verrezen en Hij leeft.

  De dood heeft voor het eerst gebeefd.

  Komt, ziet waar Hij gelegen heeft.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

5

  Nu bidden wij U, Zoon van God,

  omdat Gij opstond uit de dood,

  geef ons nu uw genade groot,

  halleluja, halleluja, halleluja!

6

  opdat wij, vrolijk en bevrijd,

  lofzingen in der eeuwigheid

  uw lieve naam gebenedijd.

  Halleluja, halleluja, halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 214: 1-6

1

  O morgen van verblijden,

  o dageraad, o licht!

  Zie, na de nacht van lijden

  toont God zijn aangezicht,

  Hij, machteloos geknecht,

  als wij in 't graf gelegd,

  blijkt in zijn onmacht sterk

  en doet een heerlijk werk.

2

  Hij was in 't graf gedreven,

  de vijand juicht en lacht,

  geen nood, het duurt maar even,

  want Hij verrijst met macht

  en in de morgen luid

  roept Hij de zege uit

  en zwaait in 't veld vooraan

  de overwinningsvaan.

3

  O, nu ik mocht aanschouwen,

  uw overwinningsfeest,

  kan mij niet meer benauwen

  het duister van mijn geest.

  Ik zal vol goede moed

  behouden 't kostbaar goed,

  dat mij verworven heeft

  de Heer die eeuwig leeft.

4

  Met Hem ben ik in vrede;

  Hij noemt mij met zijn naam.

  Ik ben een van zijn leden,

  waar Hij ging kan ik gaan.

  Daar leidt Hij zelve mij,

  waar ik ben daar is Hij.

  't Zij wereld, dood of hel,

  Hij is mijn metgezel.

5

  Nu leidt de weg naar boven.

  Ik volg Hem op de voet.

  Geen vijand kan mij roven

  uit zijn verkoren stoet.

  Woede wat woeden kan,

  de Heer dekt man voor man.

  Gij die mij schaden wilt,

  mijn Heiland is mijn schild!

6

  Nu brengt Hij zonder dralen

  mij aan de hemelpoort.

  In al der wereld talen

  staat daar gegrift het woord:

  wie met Hem zijn gehoond,

  die worden hier gekroond;

  wie stierven met de Heer,

  die komen hier tot eer.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 215: 1-3

1

  Christus, onze Heer, verrees,

  halleluja!

  Heil'ge dag na angst en vrees,

  halleluja!

  Die verhoogd werd aan het kruis,

  halleluja,

  bracht ons in Gods vrijheid thuis,

  halleluja!

2

  Prijst nu Christus in ons lied,

  halleluja,

  die in heerlijkheid gebiedt,

  halleluja,

  die aanvaardde kruis en graf,

  halleluja,

  dat Hij zondaars 't leven gaf,

  halleluja!

3

  Maar zijn lijden en zijn strijd,

  halleluja,

  heeft verzoening ons bereid,

  halleluja!

  Nu is Hij der heem'len Heer,

  halleluja!

  Eng'len juub'len Hem ter eer,

  halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 216: 1-3

1

  Laat groot en klein

  nu vrolijk zijn,

  jubelend God dank bewijzen.

  Laat al wie 't woord

  des levens hoort

  Vader en Zoon nu lofprijzen.

  Want Hij, in wie

  ons heil is, zie,

  die dood was leeft:

  de Vader heeft

  zijn Zoon voor ons doen verrijzen.

2

  Juich dan en zing!

  Hij, de Eersteling

  heeft onze vijand bedwongen,

  is sterk en groot

  dwars door de dood

  tot in Gods rijk doorgedrongen.

  Wie bij Hem hoort

  mag door die poort

  achter Hem aan

  ten leven gaan,

  Hij heeft de zege bedongen.

3

  Lof, dank en eer

  zij onze Heer,

  zegent zijn naam te allen tijde!

  Gij christ'nen, laat

  uw woord en daad

  zijn overwinning belijden.

  Dan zullen wij

  zijn zoals Hij

  en na de nood

  van graf en dood

  eeuwig in Hem ons verblijden.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 217: 1-4

1

  Jezus leeft en ik met Hem!

  Dood, waar is uw schrik gebleven?

  Hem behoor ik en zijn stem

  roept ook mij straks tot het leven,

  opdat ik zijn licht aanschouw,

  dit is al waar ik op bouw.

2

  Jezus leeft! Hem is het rijk

  over al wat is gegeven.

  En ik zal, aan Hem gelijk,

  eeuwig heersen, eeuwig leven.

  God blijft zijn beloften trouw,

  dit is al waar ik op bouw.

3

  Jezus leeft! Hem is de macht.

  Niets kan mij van Jezus scheiden.

  Hij zal, als de vorst der nacht

  mij te na komt, voor mij strijden.

  Drijft de vijand mij in 't nauw,

  dit is al waar ik op bouw.

4

  Jezus leeft! Nu is de dood

  mij de toegang tot het leven.

  Troost en kracht in stervensnood

  zal de Levende mij geven,

  als ik stil Hem toevertrouw:

  Gij zijt al waar ik op bouw!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 218: 1-8

1

  Ik zeg het allen, dat Hij leeft,

  dat Hij is opgestaan,

  dat met zijn Geest Hij ons omgeeft

  waar wij ook staan of gaan.

2

  Ik zeg het allen, en de mond

  van allen zegt het voort,

  tot over 't ganse wereldrond

  de nieuwe morgen gloort.

3

  Nu schijnt ons deze wereld pas

  der mensen vaderland:

  een leven dat verborgen was

  ontvangen we uit zijn hand.

4

  Ten onder ging de sterke dood,

  ten onder in de vloed;

  nu straalt ons in het morgenrood

  zijn toekomst tegemoet.

5

  De donk're weg die Hij betrad

  komt uit in 't hemelrijk,

  en wie Hem volgen op dat pad,

  worden aan Hem gelijk.

6

  Wees nu, wie rouw draagt, eens voor al

  getroost en wanhoop niet:

  een weerzien zonder einde zal

  verzoeten uw verdriet.

7

  Nu is op aard geen goede daad

  meer tevergeefs gedaan,

  want wat gij goed doet is als zaad,

  dat heerlijk op zal gaan.

8

  't Is feest, omdat Hij bij ons is,

  de Heer die eeuwig leeft

  en die in zijn verrijzenis

  alles herschapen heeft.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 219: 1-6

1

  Zingt ten hemel toe,

  juicht en jubelt Gode,

  want Hij wordt niet moe

  voor ons uit te gaan

  als een vuur vooraan

  levenden en doden!

2

  Christus onze Heer

  is voor ons gestorven

  en Hij daalde neer

  in het doodsgebied,

  deed de dood te niet

  in de nieuwe morgen.

3

  Als een ster zal Hij

  boven ons hoofd stralen,

  ja, Hij maakt ons vrij

  uit het doodsgeding,

  uit de wisseling

  van de lotgevallen.

4

  Maatslag der natuur,

  kringloop der getijden,

  luistert naar het uur

  dat zijn liefde slaat,

  Hij kwam ons te baat,

  Hij zal ons bevrijden!

5

  Pasen is de dag,

  dat de doven lippen

  van het stomme graf

  Hem, het woord van God,

  uit de zwarte dood

  in het leven riepen.

6

  Daarom, zingt Hem toe!

  Hij is onze Heiland.

  Wordt zijn lof niet moe!

  God is opgestaan

  om de hand te slaan

  aan de oude vijand.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 220: 1-9

1

  Zingt nu de Heer! Hij zag ons aan,

  maakte de nacht tot morgen.

  Hij die ons riep in 's Vaders naam,

  heeft ons bevrijd van zorgen.

2

  Diep in de donk're aarde ging

  't lichaam van onze Here

  om als het woord der opstanding

  levend terug te keren.

3

  Als een verwee'uwde zat de kerk,

  treurende om haar Heiland,

  maar in het graf deed Hij zijn werk,

  streed met de laatste vijand.

4

  Sion, in bitter zielsverdriet,

  kon nog alleen maar klagen,

  en in haar huis klonk leed voor lied,

  werden tot nacht de dagen.

5

  Zingt nu de Heer! Hij is getrouw.

  Ook als wij niet meer hopen,

  bloeien aan dorens van de rouw

  lachend de rozen open.

6

  't Woord was in onze mond verstomd,

  lag als een bleke dode.

  Godlof, de Geest des Heren komt

  en heeft het graf ontsloten.

7

  Zingt het de hoge hemel rond!

  't Woord aan de dood ontsprongen

  werd weer een kracht in onze mond,

  brandend met vuren tongen.

8

  Christengemeente, jubelt nu!

  Dit zijn u goede dagen.

  Hemelse eng'len zullen u

  hier op de handen dragen.

9

  Jubelt, want die in aarde lag,

  zit op de troon verheven!

  Jubelt, want elke blijde dag

  is ons zijn woord tot leven!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 221: 1-3

1

  Wees gegroet, gij eersteling der dagen,

  morgen der verrijzenis,

  bij wiens licht de macht der hel verslagen

  en de dood vernietigd is!

  Here Jezus, trooster aller smarten,

  zon der wereld, schijn in onze harten,

  deel ons zelf de voorsmaak mee

  van der zaal'gen sabbathsvree!

2

  Op uw woord, o Leven van ons leven,

  werpen wij het doodskleed af!

  Door de kracht uws Geestes uitgedreven,

  treden we uit ons zondengraf.

  Leer ons daag'lijks, leer ons duizendwerven,

  in uw kruisdood meegekruisigd sterven,

  en herboren opgestaan,

  achter U ten hemel gaan!

3

  In uw hoede zijn wij wel geborgen,

  en schoon eerlang 't oog ons breek',

  open gaat het op de grote morgen

  na deez' aardse lijdensweek.

  Welk een dag der ruste zal dat wezen,

  als we onsterf'lijk, uit de dood verrezen,

  knielen voor uw dankaltaar!

  Amen, Jezus, maak het waar!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 222: 1-3

1

  Jezus is ons licht en leven!

  Hij, die, aan het kruis geheven,

  met zijn bloed ons heeft gekocht,

  heeft nu vorst'lijk overmocht.

  Hij kan niet gebonden wezen;

  als een held is Hij verrezen!

  Halleluja! Halleluja!

2

  Hij heeft ridderlijk gestreden,

  hel en duivel neergetreden;

  woedt de vijand nog zo zeer,

  schaden kan hij ons niet meer.

  Sion moet Hem dank bewijzen

  en met luider stemme prijzen.

  Halleluja! Halleluja!

3

 't Leven heeft de dood verslonden;

  wat geboeid is, wordt ontbonden.

  Dood, waar is uw overmacht,

  waar uw prikkel, waar uw kracht?

  's Heren vrijgekochten hopen,

  want de hemel gaat hun open.

  Halleluja! Halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 223: 1-7

1

  De aarde is vervuld

  van goedertierenheid,

  van goddelijk geduld

  en goddelijk beleid.

2

  Gods goedheid is te groot

  voor het geluk alleen,

  zij gaat in alle nood

  door heel het leven heen.

3

  Zij daalt als vruchtbaar zaad

  tot in de groeve af

  omdat zij niet verlaat

  wie toeven in het graf.

4

  Omdat zij niet vergeet

  wie godverlaten zijn:

  de wereld hemelsbreed

  zal goede aarde zijn.

5

  De sterren hemelhoog

  zijn door dit zaad bereid

  als dienaars tot de oogst

  der goedertierenheid.

6

  Het zaad der goedheid Gods,

  het hoge woord, de Heer,

  valt in de voor des doods,

  valt in de aarde neer.

7

  Al gij die God bemint

  en op zijn goedheid wacht,

  de oogst ruist in de wind

  als psalmen in de nacht.

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 224: 1-6

1

  Kondigt het jubelend aan,

  laat het de windstreken horen,

  doe het de aarde verstaan:

  God heeft ons wedergeboren!

2

  Zingt met een juichende stem,

  ademt weer opgetogen,

  dit is Jeruzalem,

  ere zij God in den hoge!

3

  Hier heeft de Heer ons geleid,

  hier doet Hij Israël wonen

  uit de ellende bevrijd,

  God zal het lijden ons lonen.

4

  Wandelend in de woestijn

  hebben wij water gevonden

  springende als een fontein,

  bronnen geslagen als wonden.

5

  Overvloed, overvloed Gods,

  sprengen van water en leven,

  bloed uit de flank van de rots,

  water en bloed om het even;

6

  daaruit ontspringt ons bestaan,

  zo zijn wij wedergeboren!

  Kondigt het jubelend aan,

  laat heel de wereld het horen!

 

Terug naar boven

 

 

GEZANG 225: 1-5

Melodie

1

  Zingt voor de Heer een nieuw gezang!

  Hij laaft u heel uw leven lang

  met water uit de harde steen.

  Het is vol wond'ren om u heen.

2

  Hij gaat u voor in wolk en vuur,

  gunt aan uw leven rust en duur

  en geeft het zin en samenhang.

  Zingt dan de heer een nieuw gezang!

3

  Een lied van uw verwondering

  dat nog uw naam niet onderging,

  maar weer opnieuw geboren is

  uit water en uit duisternis.

4

  De hand van God doet in de tijd

  tekenen van gerechtigheid.

  De Geest des Heren vuurt ons aan

  de heil'ge tekens te verstaan.

5

  Wij zullen naar zijn land geleid

  doorleven tot in eeuwigheid

  en zingen bij zijn wederkeer

  een nieuw gezang voor God de Heer.

 

Terug naar boven

 

 

 

ENIGE GEZANGEN

toegevoegd aan de Psalmberijming van 1773

 

Gezang 19: 1-7

1

  In den vroegen morgenstond

  heeft Gods Woord zijn Sionieten

  redding uit d' ellend verkond,

  waar hun tranen overvlieten!

  't Werd beloofd, en 't is voldaan!

  Onze Heer is opgestaan!

2

  O mijn ziel! Wanneer de nacht

  des vertwijf'lens, des bestrijdens,

  u bestormt en aanvecht, wacht!

  't Allerdonkerst uur des lijdens

  zal in blijdschap overgaan!

  Want de Heer is opgestaan!

3

  Uitverkoren kerk van God!

  Wil voor 't helgeweld niet schromen!

  Veilig, zeker blijft uw lot,

  schoon uw Heer schijnt weggenomen!

  Ook uw morgenstond spoedt aan!

  Sions Vorst is opgestaan!

4

  Eens zal aller oog Hem zien!

  Alle zondaars, alle volken!

  Alle knie Hem hulde bien,

  als Hij weerkomt op de wolken!

  Beeft, verharden! Schouwt het aan!

  Ja, de Heer is opgestaan!

5

  O, die dag van heil en loon!

  Dag van jubel, dag van glorie!

  Als d' in God ontslapen doon

  zullen opstaan in victorie!

  't Eeuwig Licht is opgegaan!

  Onze Heer is opgestaan!

6

  O die dag, die dag van loon!

  O die dag, die dag der wraken!

  Als de Richter op den troon

  van den vollen toorn val blaken!

  't Rijk der zonde moet vergaan!

  't Lam van God is opgestaan!

7

  Ja, de Heer is opgestaan!

  Gods bazuinen zullen klinken!

  D' eerste dingen zijn vergaan,

  nieuwe heem'len zullen blinken!

  Nieuwe tijden vangen aan.

  God is scheppend opgestaan!

 

Terug naar boven

 

 

 

HANNA LAM LIEDEREN

 

LIED 126: 1-3

1

  Nu graf en steen getuigen,

  dat Hij is opgestaan,

  moet elke knie zich buigen

  en alle harten juichen:

  het nieuwe Rijk breekt aan.

2

  Hoor hoe de vogels zingen

  boven het open graf,

  als eens, in den beginne,

  toen God aan alle dingen

  leven en adem gaf.

3

  Nu is de dood gestorven,

  de duisternis gezwicht.

  God houdt zich niet verborgen,

  Hij brengt op deze morgen

  het leven aan het licht.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 127: 1-7

1

  Jezus deed de dood teniet.

  Zing daarom het hoogste lied.

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja!

2

  Vrouwen uit Jeruzalem,

  kwamen vroeg en zochten Hem.

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja!

3

  En hoe groot was hun verdriet,

  want zij vonden Jezus niet.

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja!

4

  Maar een engel sprak hen aan:

  Die gij zoekt is opgestaan.

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja!

5

  Denkt toch aan zijn eigen woord,

  dat gij vroeger hebt gehoord.

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja!

6

  Hij, die grote mensenzoon,

  gaat door 't graf heen naar zijn troon.

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja!

7

  Zoekt Hem bij de doden niet,

  maar zingt mee het hoogste lied.

  De Heer is waarlijk opgestaan,

  halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 223: 1-4

1

  Nu moet gij allen vrolijk zijn,

  de bomen zingen in de tuin,

  het lege graf verzwijgt verzwijgt het niet,

  de mond geopend voor een lied;

  Halleluja! Halleluja! Halleluja!

2

  De boze woorden zijn verstomd,

  de wereld die op adem komt,

  juicht met de vogels in de lucht,

  dat nu de nacht is weggevlucht;

  Halleluja!

3

  Geen vlammend zwaard verspert de weg,

  de engel die het voerde, zegt

  dat alle leed geleden is,

  en dat de Heer verrezen is;

  Halleluja!

4

  O goede engel bij het graf,

  de lente lost de winter af,

  bewaak het jonge groen en wijs

  de ingang van het paradijs:

  Halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 324: 1-3

1

  Twee mannen zijn op weg gegaan

  naar Emmaüs hier ver vandaan.

  Het leed is niet te dragen,

  hun hart is vol met vragen.

  Vervolgen is hun laatste hoop

  nu Jezus is gedood.

2

  Een vreemde komt hen tegemoet

  hun trage harten vatten moed,

  want hij doet uit de doeken

  de woorden uit de boeken:

  Dat Jezus deze weg moest gaan,

  wordt nu door hen verstaan.

3

  Blijf bij ons, en wees onze gast?

  Blijf bij ons, zeggen zij verrast.

  De vreemde laat zich node.

  Bij 't breken van de broden

  is 't of hun ogen opengaan:

  De Heer is opgestaan!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 325: 1-4

1

  Thomas heeft Jezus niet gezien,

  hij was die avond weg.

  En ongelovig roept hij uit:

  Ik geloof niet wat je zegt,

  ik geloof niet wat je zegt.

2

  Wanneer mijn ogen zelf niet zien

  de tekenen van het slaan,

  geloof ik niet dat Jezus leeft,

  dat Hij is opgestaan!

  dat Hij is opgestaan!

3

  Maar Jezus komt en laat hem zien

  Zijn handen en Zijn zij,

  en Thomas stamelt: Heer,

  de twijfel is voorbij.

  de twijfel is voorbij.

4

  Nu jij Mij ziet, geloof je wel

  dat Ik ben opgestaan.

  Maar zalig zij, die zonder zien

  geloven in Mijn naam.

  geloven in Mijn naam.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 521: 1-8

1

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee nar 't beloofde land?

  Jozua zal ons wel wijzen

  hoe we verder moeten reizen,

  Jozua gaat nu vooraan

  naar het land van Kanaän.

2

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee naar 't beloofde land?

  Je zult zien wij zijn er spoedig

  wees maar sterk en wees maar moedig,

  zing het lied met het refrein:

  God zal altijd bij ons zijn.

3

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee naar 't beloofde land?

  Weet je nog wel van de zegen

  die wij eens van Mozes kregen.

  En de dromen die hij zag

  zul jij zien op intochtsdag.

4

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee naar 't beloofde land?

  Tel de wonderen, de woorden

  die je van je moeder hoorde,

  die je van je vader weet;

  zorg dat jij ze niet vergeet.

5

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee naar 't beloofde land?

  De belofte een gegeven

  trekt een rode draad door 't leven,

  geeft vandaag de toon al aan

  van een samen verder gaan.

6

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee naar 't beloofde land?

  Hoor, de intocht gaat beginnen

  en jij mag Hosanna zingen,

  pluk de takken van de boom

  het is waar, het is geen droom.

7

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee naar 't beloofde land?

  Jij mag vragen, jij mag weten:

  Waarom wordt er brood gegeten,

  waarom drinken wij de wijn?

  Waarom is dit feest zo fijn?

8

  Ga je met ons mee naar de overkant?

  Ga je met ons mee naar 't beloofde land?

  Vier het Paasfeest als een wonder

  want wij kunnen niet meer zonder

  God heeft ons bevrijd voorgoed

  en dat geeft ons nieuwe moed.

 

Terug naar boven

 

 

 

WIE ZINGT MEE?

 

LIED 114: 1-3 Christus, onze Heer, verrees

1

  Christus, onze Heer, verrees

  Halleluja!

  Heil’ge dag na angst en vrees,

  Halleluja!

  Die ten dode ging aan ’t kruis,

  Halleluja!

  Bracht ons in Gods vrijheid thuis,

  Halleluja!

2

  Prijst nu Christus in ons lied,

  Halleluja!

  Die in heerlijkheid gebiedt,

  Halleluja!

  Die aanvaardde kruis en graf,

  Halleluja!

  Dat Hij zondaars ’t leven gaf,

  Halleluja!

3

  Maar Zijn lijden en Zijn strijd,

  Halleluja!

  Heeft verzoening ons bereid,

  Halleluja!

  Nu is Hij der heem’len Heer,

  Halleluja!

  Eng’len juub’len Hem ter eer,

  Halleluja!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 115: 1-4 Daar juicht een toon

1

  Daar juicht een toon, daar klinkt een stem,

  Die galmt door gans Jeruzalem;

  Een heerlijk morgenlicht breekt aan,

  De Zone Gods is opgestaan!

2

  Geen graf hield Davids Zoon omknelt,

  Hij overwon, die sterke Held,

  Hij steeg uit ’t graf door eigen kracht,

  Want Hij is God, bekleed met macht.

3

  Nu jaagt de dood geen angst meer aan,

  Want alles, alles is voldaan,

  Die met geloof op Jezus ziet,

  Die vreest voor dood of helle niet.

4

  Want nu de Heer is opgestaan,

  Nu vangt het nieuwe leven aan,

  Een leven, door Zijn dood bereid,

  Een leven in Zijn heerlijkheid.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 116: 1-3 Ik zeg het allen

1

  Ik zeg het allen, dat Hij leeft,

  Dat Hij verrezen is,

  Dat Hij te midden van ons leeft

  En eeuwig bij ons is.

2

  Verzonken in de diepe zee

  Is ’t vrezen voor de dood,

  En elk kan schouwen boven ’t wee

  Der toekomst morgenrood.

3

  Hij leeft en zal nabij ons zijn,

  Waar alles ons verlaat,

  En zo zal deze dag ons zijn

  Een hemeldageraad.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 117: 1-3 Jezus is ons licht en leven

1

  Jezus is ons licht en leven!

  Hij, die zich aan ’t kruis gegeven,

  Met Zijn bloed ons heeft gekocht,

  Heeft nu vorst’lijk overmocht.

  ’s Vijands waap’nen, vaandels, banden,

  zijn in ’s Overwinnaars handen,

  Halleluja! Halleluja

2

  Hij heeft als een held gestreden,

  Hel en duivel fors vertreden;

  Voortaan schaadt geen vijand meer,

  Ook al woedt hij nog zo zeer.

  Laat dan Sions blijde psalmen

  Luid’ en overal weergalmen!

  Halleluja! Halleluja

3

  ’t Leven heeft de dood verslonden,

  ’t graf is ledig en geschonden;

  Dood waar is uw overmacht?

  Waar uw prikkel! Waar uw kracht?

  ’s Heeren vrijgekochten hopen,

  want de hemel gaat hun open.

  Halleluja! Halleluja

 

Terug naar boven

 

 

LIED 118: 1-4 Jezus, leven van mijn leven

1

  Jezus, leven van mijn leven,

  Jezus, dood van mijn dood,

  Die voor mij U hebt gegeven,

  In de bangste zielennood,

  Opdat ik niet hoop’loos sterven,

  Maar Uw heerlijkheid zou erven,

  Duidend, duizend maal, o Heer

  Zij U, daarvoor dank en eer!

2

  Gij, o Jezus, hebt gedragen,

  Lasteringen, spot en hoon,

  Zijt gebonden en geslagen

  Gij, des Vaders eigen Zoon,

  Om van schuld en eeuwig lijden

  Mij, verloor’ne, te bevrijden,

  Duidend, duizend maal, o Heer

  Zij U, daarvoor dank en eer!

3

  Heer, Verzoener van mijn zonden,

  Heiland die mij hebt gezocht,

  Die mijn boeien hebt ontbonden

  En voor God mij vrijgekocht,

  Ik, onrein in schuld verloren

  Ben opnieuw in U geboren:

  Duidend, duizend maal, o Heer

  Zij U, daarvoor dank en eer!

4

  Dank, mijn Heiland, voor Uw lijden,

  Voor Uw bitt’re bange nood,

  Voor Uw heilig, biddend strijden,

  Voor U trouw tot in de dood,

  Voor de wonden, U geslagen,

  Voor het kruis, door U gedragen;

  Duidend, duizend maal, o Heer

  Zij U, daarvoor dank en eer!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 119: 1-3 Laat ons loven

1

  Laat ons loven, laat ons juichen,

  Nu de Heer is opgestaan!

  Alles moet voor Hem zich buigen,

  Die voor zondaars heeft voldaan.

  Laat ons loven, laat ons juichen,

  Want de Heer is opgestaan!

2

  Voor het eerste morgendagen

  Rees Hij heerlijk uit het graf;

  Dood en hel heeft Hij verslagen,

  Die voor ons Zijn leven gaf.

  Laat ons loven, laat ons juichen,

  Hij rees heerlijk uit het graf!

3

  Jezus leeft en nu zal leven

  Ieder, die in Hem gelooft!

  Jezus zal ons nooit begeven,

  Dat heeft Hij ons Zelf beloofd.

  Laat ons loven, laat ons juichen,

  Dat heeft Hij ons zelf beloofd!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 120: 1-2 Levend gemaakt in Christus

1

  Sterven Adams nageslachten,

  Christus’ leden leven weer;

  Zwarte zonden, duist’re machten,

  Vluchten voor des levens Heer,

  Halleluja! Heft nu aan,

  Hij is waarlijk opgestaan!

2

  Allen, die in Adam sterven,

  Hoort de roepstem: ‘Christus leeft!”

  Die Gods heerlijkheid moest derven,

  Hoort, hoe God ze-u weder geeft.

  Christus brengt u ’t leven aan,

  Hij is waarlijk opgestaan!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 121: 1-4 Pasen

1

  Opgestaan van uit de doden

  Is de lieve Heer:

  Meldt het, Evangelieboden,

  meldt het heind’ en veer.

  Opgestaan van uit de doden

  Is de lieve Heer:

  Meldt het, Evangelieboden,

  meldt het heind’ en veer.

2

  Uit het graf is Hij verrezen,

  D’ Overwinnaar, Held,

  Komt nu, kind’ren, Hem geprezen,

  En Zijn lof vermeld.

  Uit het graf is Hij verrezen,

  D’ Overwinnaar, Held,

  Komt nu, kind’ren, Hem geprezen,

  En Zijn lof vermeld.

3

  Had Hij niet de dood verslagen,

  ’t mensdom waar vergaan.

  Maar nu wij Zijn opstaan zagen,

  Zijn w’ óók opgestaan.

  Had Hij niet de dood verslagen,

  ’t mensdom waar vergaan.

  Maar nu wij Zijn opstaan zagen,

  Zijn w’ óók opgestaan.

4

  Heer, laat nu Uw schijnsel dalen

  Op ons aangezicht;

  Tot w’ Uw heerlijkheid zien stralen

  In het eeuwig licht.

  Heer, laat nu Uw schijnsel dalen

  Op ons aangezicht;

  Tot w’ Uw heerlijkheid zien stralen

  In het eeuwig licht.

 

Terug naar boven

 

 

LIED 122: 1-2 Paasvreugd

1

ENIGE

  Waarom zijn toch op het Paasfeest

  ook de kind’ren zo vol vreugd?

ANDEREN

  Wel hebt gij dan niet vernomen,

  Wat reeds duizenden verheugd?

ALLEN

  Hoe de Heer, bedekt met wonden,

  Ook voor uw’ en onze zonden

  Stierf aan ’t kruis op Golgotha?

  Ook voor uw’ en onze zonden

  Stierf aan ’t kruis op Golgotha?

2

ENIGE

  Maar wat heeft men aan een Heiland,

  Die in ’t graf is neergelegd?

ANDEREN

  Onze Heiland is verrezen!

  Heeft Hij ’t niet vooruit gezegd?

ALLEN

  Neen, de Heer van dood en leven

  Is niet in het graf gebleven,

  Is niet in het graf gebleven,

  Hij is waarlijk opgestaan!

  Is niet in het graf gebleven,

  Hij is waarlijk opgestaan!

 

Terug naar boven

 

 

LIED 123: 1-2 De Levensvorst

1

  Vorst des levens en des doods

  Heiland onzer zielen!

  Zie ons hier met lof en dank

  Voor U nederknielen.

  Gij zijt in de dood gegaan

  En verheerlijkt opgestaan;

  Uit der graven duister

  Bracht Gij licht en luister!

2

  Aan Uws Vaders rechterhand

  Op het hoogst verheven,

  Hebt Gij ons Uw Geest ten pand

  Van Uw trouw gegeven.

  Doe ons o, verheerlijkt Hoofd!

  Wat G’ Uw jong’ren hebt beloofd:

  Deel ons Uwe vrede

  Nu en altijd mede!

 

Terug naar boven