Psalm 146


1   Zing, mijn ziel, voor God uw Here,
zing die u het leven geeft.
Zing, mijn ziel, uw God ter ere,
zing voor Hem zo lang gij leeft.
Ziel, gij zijt geboren tot
zingen voor den Heer uw God.

2   Reken niet op mensenwaarde,
want bij mensen is geen baat.
Aarde wordt een mens tot aarde,
als zijn adem uit hem gaat.
Ligt niet alles wat hij wil
met zijn laatste adem stil?

3   Heil wien Jakobs God wil bijstaan,
heil die God ter hulpe riep.
Want zijn heil zal niet voorbijgaan,
God is trouw aan wat Hij schiep.
Wat in hemel, zee of aard
woont, is in zijn hand bewaard.

4   Aan wie hongert geeft Hij spijze,
aan verdrukten recht gericht.
Wie geboeid zijn, Hij bevrijdt ze,
blinden geeft Hij het gezicht.
Hij geeft den gebukten moed
en heeft lief wie zijn wil doet.

5   Wees en weduw en ontheemde
doet Hij wonen op zijn erf.
Hij behoedt de weg der vreemden,
maar leidt bozen in 't verderf.
Eeuwig Koning is de Heer!
Sion, zing uw God ter eer!
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)