1 | Zing, mijn ziel, voor God uw Here, |
zing die u het leven geeft. | |
Zing, mijn ziel, uw God ter ere, | |
zing voor Hem zo lang gij leeft. | |
Ziel, gij zijt geboren tot | |
zingen voor den Heer uw God. |
2 | Reken niet op mensenwaarde, |
want bij mensen is geen baat. | |
Aarde wordt een mens tot aarde, | |
als zijn adem uit hem gaat. | |
Ligt niet alles wat hij wil | |
met zijn laatste adem stil? |
3 | Heil wien Jakobs God wil bijstaan, |
heil die God ter hulpe riep. | |
Want zijn heil zal niet voorbijgaan, | |
God is trouw aan wat Hij schiep. | |
Wat in hemel, zee of aard | |
woont, is in zijn hand bewaard. |
4 | Aan wie hongert geeft Hij spijze, |
aan verdrukten recht gericht. | |
Wie geboeid zijn, Hij bevrijdt ze, | |
blinden geeft Hij het gezicht. | |
Hij geeft den gebukten moed | |
en heeft lief wie zijn wil doet. |
5 | Wees en weduw en ontheemde |
doet Hij wonen op zijn erf. | |
Hij behoedt de weg der vreemden, | |
maar leidt bozen in 't verderf. | |
Eeuwig Koning is de Heer! | |
Sion, zing uw God ter eer! | |
Terug naar boven | |
Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)