4 |
Als, ik omringd door tegenspoed, |
|
bezwijken moet, schenkt Gij mij leven. |
|
Wanneer mijn vijands toorn ontbrandt, |
|
uw rechterhand zal redding geven. |
|
De Heer is zo getrouw als sterk, |
|
Hij zal zijn werk voor mij voleinden. |
|
Verlaat niet wat uw hand begon, |
|
o Levensbron, wil bijstand zenden. |
|
|
|
Terug naar boven |
|
|
|
|