Psalm 126


1   Toen God de Heer uit 's vijands macht
Sions gevang'nen wederbracht
en ons verlost' uit nood en pijn,
scheen het een blijde droom te zijn.
Wij lachten, juichten, onze tongen
verhieven 's Heren naam en zongen.
Toen hieven zelfs de heid'nen aan:
"De Heer heeft hun wat groots gedaan".

2   Gij hebt, o Heer, ons bijgestaan
en grote dingen ons gedaan.
Gij hebt uw stad opnieuw gesticht,
wij juichen in het morgenlicht.
Laat alle ballingen nu keren
en juichen in het huis des Heren.
Wend thans ons lot, maak ons verblijd
als steppen in de regentijd.

3   Wat men hier nu met tranen zaait,
wordt eenmaal met gejuich gemaaid.
Wie 't zaad draagt dat hij zaaien zal,
gaat wenend voort en zaait het al.
Maar bij het feest der eerstelingen
zal hij verheugd het oogstlied zingen.
Dan keert hij weer te goeder uur
en draagt zijn schoven in de schuur.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)