2 |
Gij hebt, o Heer, ons bijgestaan |
|
en grote dingen ons gedaan. |
|
Gij hebt uw stad opnieuw gesticht, |
|
wij juichen in het morgenlicht. |
|
Laat alle ballingen nu keren |
|
en juichen in het huis des Heren. |
|
Wend thans ons lot, maak ons verblijd |
|
als steppen in de regentijd. |