Psalm 113
1
Prijst, halleluja, prijst den Heer,
gij 's Heren knechten, immermeer
moet 's Heren naam gezegend wezen.
Van waar de zon in 't Oosten straalt,
tot waar z' in 't Westen nederdaalt,
zij 's Heren grote naam geprezen.
2
Ver boven aller volken trots
blinkt hemelhoog de glorie Gods.
Wie is als Hij, de Heer der heren?
Hij onze God, die troont zo hoog,
slaat op het diepste diep zijn oog.
Hemel en aarde moet Hem eren.
3
Wie onderligt in stof en slijk,
maakt God aan edelen gelijk.
Hij geeft een vrouw haar diepst verlangen.
Hij zegent die onvruchtbaar scheen,
met bloei van kind'ren om haar heen.
Prijst Hem, den Heer, met lofgezangen.
Terug naar boven
Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)