Psalm 111


1   Van ganser harte loof ik Hem
in 't midden van Jeruzalem,
den Heer in 't midden der getrouwen.
Groot zijn de daden van den Heer,
Hij doet wie lust heeft aan zijn leer
de schoonheid van zijn heil aanschouwen.

2   Zijn doen is louter majesteit,
zijn luister, zijn gerechtigheid
houdt eeuwig stand, blijft eeuwig gelden.
Genadig en barmhartig is
de Heer, en zijn gedachtenis
eeuwig waar Hij zijn daden stelde.

3   Aan wie Hem vrezen gaf Hij spijs,
zijn kind'ren geeft Hij nimmer prijs,
steeds blijft Hij zijn verbond gedenken.
Hoe Hij zijn volk zijn kracht betoont!
Het land waarin de afgod troont,
wilde Hij aan de zijnen schenken.

4   Hoe recht is zijner handen werk,
de waarheid zelf, volmaakt en sterk,
hoe heilzaam zijn gegeven orde!
Hij spreekt zijn wil uit en voortaan
wordt daar nooit meer aan afgedaan,
ieder moet Hem gehoorzaam worden.

5   Zijn volk heeft Hij voorgoed bevrijd
en zijn verbond staat voor altijd,
een licht hoog op de berg ontstoken.
Heilig en zeer te duchten is
zijn naam in de geschiedenis.
Nooit wordt wat Hij belooft verbroken.

6   Van alle wijsheid het begin
is; vrees den Heer met ziel en zin,
aanbid zijn wil met vrees en beven.
Dit is het helderste verstand.
Loof Hem, zijn lof houdt eeuwig stand.
Wie Hem verhoogt zal met Hem leven.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)