1 | Zingt voor den Heer op nieuwe wijze, |
zing aarde, zing zijn naam ten prijze, | |
boodschap zijn heil van dag tot dag, | |
wek bij de volken diep ontzag | |
voor 't wonder van zijn gunstbewijzen. |
2 | God gaat de goden ver te boven, |
die ijd'le waan die heid'nen loven. | |
Hij heeft de hemelen gesticht, | |
van luister is zijn aanschijn licht. | |
Zijn kracht vervult de heil'ge hoven. |
3 | Geeft aan den Heer, alle geslachten, |
geeft aan den Here lof en krachten. | |
Gij volken, roemt zijn grote naam, | |
komt in zijn heiligdom tezaam, | |
looft Hem, den Heer der hemelmachten. |
4 | Brengt aan den Heer met reine handen, |
brengt aan den Here offeranden, | |
buigt u in heil'ge feestdos neer, | |
erkent Hem als den enen Heer, | |
beeft voor Hem, volken aller landen. |
5 | Zegt tot de volken; Hij aanvaardde |
de heerschappij. Zo staat de aarde | |
voor altijd zonder wankeling. | |
Hij richt der volken rechtsgeding, | |
Hij, die het recht ons openbaarde. |
6 | In 't lied dat klinkt als Hij zal komen |
zijn aard' en hemel opgenomen, | |
de zee herhaalt het duizendvoud | |
en door de stilte van het woud | |
weerklinkt het loflied van de bomen. |
7 | Zo zal zijn koninkrijk beginnen. |
De Rechter rijdt de wereld binnen, | |
Hij richt de aarde naar zijn recht, | |
het pleit der volken wordt beslecht. | |
Zijn trouw en waarheid overwinnen. | |
Terug naar boven | |
Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)