6 |
Ja, zij zijn om u als een wacht, |
|
zij dragen u op handen; |
|
lichtvoetig, in des Heren kracht, |
|
zo gaat gij door de landen. |
|
Uw voet bezeert zich aan geen steen, |
|
de leeuw ontwijkt uw schreden, |
|
de slang krimpt voor uw voet ineen, |
|
gij zult de draak vertreden. |