Psalm 85
1
Gij waart goedgunstig voor uw land, o Heer,
in Jakobs harde lot bracht Gij een keer.
De schuld uws volks wilt Gij niet gadeslaan.
Gij hebt hun zonden uit uw boek gedaan.
Gij die de vlammen van uw toorn bezweert,
Gij hebt U van uw gramschap afgekeerd.
God van ons heil, herstel ons, neem ons aan
en doe uw toorn niet over ons bestaan.
2
Of blijft uw wrevel tegen ons gericht,
verbergt Gij steeds uw god'lijk aangezicht?
Voert Gij uw volk dan nooit tot leven weer
opdat het zich in U verblijde, Heer?
Toon ons uw heil en goedertierenheid;
ik ben o God tot luisteren bereid.
Gij zijt het die uw volk van vrede spreekt,
tenzij het dwaas is en de trouw verbreekt.
3
Bij wie Hem vrezen is zijn heil geplant.
Zijn heerlijkheid zal wonen in dit land,
het heilig land waar goedheid trouw ontmoet,
het recht de vrede met een kus begroet;
de trouw die uit de aarde opwaarts schiet,
het recht dat uit de hemel nederziet.
De velden deelt Hij van zijn overvloed,
de Here die ons zegent met zijn goed.
4
Waar Hij ook gaat, de vrede gaat Hem voor,
liefde en trouw ontspruiten in zijn spoor.
Gerechtigheid is voor zijn aangezicht,
zij bloeit alom waar Hij zijn voetstap richt.
Terug naar boven
Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)