Psalm 82


1   God staat in 't midden van de goden,
Hij heeft hen tot gericht ontboden;
Gij machten die het onrecht stijft,
bevoorrecht al wie kwaad bedrijft,
hoort; gij moest wezen en geringen
beschermen in hun rechtsgedingen,
gij moest wat arm is en veracht
vrijmaken uit der bozen macht.

2   Gij die in hoogheid zijt gezeten,
hoe doof en blind is uw geweten!
Gij machtigen verzaakt uw plicht,
om uwentwil versaagt het licht.
Ik sprak wel; goden zijt gij allen.
Ik had aan u mijn welgevallen.
Maar neen, gij brengt de chaos weer.
Ik stort u in de afgrond neer.

3   Sta op, o God, en richt de aarde,
Gij geeft aan alles recht en waarde;
wat zich verheft als god en heer,
bestraf het en breng vrede weer.
Van U zijn immers alle volken,
breek met uw lichtglans door de wolken
en straal voor ons in majesteit,
Gij Zon van de Gerechtigheid!
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)