2 | Wek op uw kracht en kom bevrijden |
uw volk dat Gij zo zwaar kastijdde. | |
Die troont daar op de cherubim, | |
gedenk uw dienaar Efra‹m, | |
laat zijn gebed niet onverhoord! | |
Herder Israëls, leid ons voort! |
4 | Gij hebt een wijnstok uitgegraven, |
die, dank zij uw genadegaven, | |
gegroeid stond in Egypteland, | |
en hem naar Kana„n verplant. | |
Daar kwam hij eerst tot volle groei, | |
berg na berg dekkend met zijn bloei. |
6 | Zie van uw hoge hemel neder, |
dat onze aanblik U verteder, | |
geef op uw eigen planting acht, | |
de zoon die Gij hebt grootgebracht, | |
brand hem niet weg in uw gericht, | |
as tot as voor uw aangezicht. |
Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)