Psalm 75


1   U alleen, U loven wij,
U loven wij, onze Heer,
want uw naam zo rijk van eer
is tot onze vreugd nabij.
Men vertelt in heel het land
al de wond'ren van uw hand.

2   "Ja, Ik kom, Ik kies de tijd,
Ik kies de tijd ten gericht.
Lijkt het of de aarde zwicht,
wankelt recht en zekerheid,
Ik bewaar het wereldrond,
op mijn trouw is het gegrond".

3   Allen die hoogmoedig zijt,
en onrecht pleegt, toomt u in.
Gij die goddeloos van zin
heft de hoorn der ijdelheid,
spreekt niet met zo hoge hals,
al uw praal is voos en vals.

4   Of gij oost- of westwaarts ziet,
om hulp zoekt in de woestijn,
alle grootheid is slechts schijn;
God is Rechter die gebiedt.
Hij verhoogt en Hij slaat neer
naar zijn recht, Hij is de Heer.

5   't Is de Heer die in zijn hand
een beker heeft die Hij vult
in zijn heilig ongeduld,
die Hij vult tot aan de rand
met de wijn die schuimt als bloed,
bruist in volle overvloed.

6   Zelf zal Hij de schenker zijn,
de schenker zijn en Hij dwingt
elke zondaar dat hij drinkt,
drinkt de droesem van de wijn,
drinkt de toorn met bitt're mond,
slurpt zijn gramschap tot de grond.

7   God is 't die ik loven zal,
ik loven zal als mijn Heer.
Ik vermeld zijn roem en eer,
ik bewerk der bozen val.
Al wie in Gods recht gelooft,
gaat met opgeheven hoofd.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)