4 |
Tot U, o Heer, tot U is mijn gebed, |
|
hoor mij en kom mij met uw hulp te stade; |
|
ik smeek U om een stonde van genade, |
|
ik heb mijn hart, mijn hoop op U gezet. |
|
Houd mij dan vast en wees mij toegedaan, |
|
antwoord mij, Heer, Gij wilt mij immers helpen. |
|
Wend U tot mij, zie mij barmhartig aan, |
|
laat mij niet door het water overstelpen. |