Psalm 65


1   De stilte zingt U toe, o Here,
in uw verheven oord.
Wij zullen ons naar Sion keren
waar Gij ons bidden hoort.
Daar zal men, Heer, tot u zich wenden,
tot U komt al wat leeft,
tot U, o redder uit ellende,
die alle schuld vergeeft.

2   Zalig wie door U uitverkoren
mag wonen in uw hof,
hoezeer hij door zijn schuld verloren
terneerlag in het stof.
Wij worden door U begenadigd
die heilig zijt en goed.
Gij die ons in uw huis verzadigt
met alle overvloed.

3   Gij antwoordt met geduchte daden,
Gij treedt voor ons in 't krijt.
God van ons heil, Gij gaat te rade
met uw gerechtigheid.
O Gij vertrouwen aller landen
die ver gelegen zijn,
Gij houdt het oordeel in uw handen,
de aard' is uw domein.

4   Gij plant de bergen vast in d' aarde,
omgord met heldenmoed.
Gij, die de heidentrots bedaarde,
stilt ook de watervloed.
De volkeren van verre vrezen
de tekens van uw macht,
U prijzend komt het licht gerezen,
het juicht tot in de nacht.

5   Gij komt het dorre land doorschrijden
met water uit uw beek
en tot een rijke oogst bereiden,
uw voetstap maakt het week.
Gij druipt uw zegen in de voren,
Gij roept het kiemend graan;
zo wordt het brood voor ons geboren
waar Gij zijt voorgegaan.

6   Gij kroont het jaar van uw genade.
Waar Gij getreden zijt
tooit de woestijn zich met een wade,
de heuvels zijn verblijd.
De weidegrond is wit van schapen,
het dal van koren blond.
Dit is het land door U geschapen,
uw lof schalt in het rond.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)