Psalm 63


1   Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat,
Naar U, Heer, strekt zich mijn verlangen.
Mijn hart wil niets dan U ontvangen,
die leven zijt en leven laat.
O Heer, mijn ziel en zinnen smachten
en dorsten naar U in een land,
waarop de zon verzengend brandt,-
schenk Gij mijn leven nieuwe krachten.

2   Eens zag ik in uw tempelhof
U in uw glorie hoogverheven,
wiens gunst mij meer is dan het leven,
mijn lippen stamelden uw lof.
Mijn leven lang wil ik U prijzen,
uw naam aanbidden, want Gij voedt
mij met uw kracht, Gij schenkt mij moed.
O Heer, ik wil U dank bewijzen.

3   Wanneer ik wakend in de nacht
mijn geest bij U, Heer, laat vertoeven,
dan mag ik weer uw goedheid proeven;
uw hulp wordt nooit vergeefs verwacht.
Waar zich uw vleugels breed ontvouwden,
zing ik mij van mijn zorgen vrij.
Mijn ziel, Heer, is U zeer nabij,
door uw hand word ik vastgehouden.

4   Maar die mij naar het leven staan,
zij zullen 't met de dood betalen;
Gij laat door 't zwaard hen achterhalen,
jakhalzen vallen op hen aan.
God maakt een eind aan alle leugen,
maar heil de mens, die bij Hem zweert!
In God wiens waarheid triomfeert
zal Israëls koning zich verheugen.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)