Psalm 60


1   O God, die ons verstoten had,
die niet meer hoorde als men bad,
uw gramschap deed ons ondergaan;
herstel ons, hoor ons weder aan.
Gij hebt, o Heer, ons land gekloofd,
Gij hebt het van zijn kracht beroofd.
Genees zijn dodelijke wonde,
want het gaat wankelend te gronde.

2   De les was hard, die Gij ons gaaft,
met zware wijn hebt G' ons gelaafd.
Maar nu hebt Gij uw trouwe knecht
gehard voor het verwacht gevecht.
Hem die aldus ten strijde vaart,
zal, onder uw banier geschaard,
de overwinning zijn beschoren.
O God, wil ons gebed verhoren!

3   Maar wat? Mijn God heeft reeds gehoord.
In 't heiligdom weerklonk zijn woord.
Ik juich, ik zal de vijand slaan
aan beide oevers der Jordaan.
Dan, mij erkennend als hun heer,
werpt zich het Noorden voor mij neer
en 't Zuiden hoort naar mijn bevelen.
Heel 't land zal 'k meten verdelen.

4   Wie voert mij met een vaste hand
tot in het hart van 's vijands land?
O God, die ons verstoten had,
trek met ons uit, wijs ons het pad,
want mensenhulp is ijdelheid.
Nu God ons bijstaat in de strijd
is elke heldendaad te wagen.
De vijand wordt door Hem verslagen.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)