1 |
De Heer die leeft, de God der goden spreekt, |
|
van waar de zon rijst als de dag aanbreekt, |
|
tot waar zij, als de nacht komt, ondergaat, |
|
roept Hij de aarde op, want Hij houdt raad. |
|
Uit Sion, hoog in heerlijkheid verheven, |
|
verschijnt de Heer, door blinkend licht
omgeven. |