1 |
Bewoners van de wijde wereld, hoort. |
|
Luistert, gij alle volken, naar mijn woord. |
|
Kind'ren der mensen, edel of gering, |
|
rijken en armen, hoort naar wat ik zing. |
|
Wijs is het woord, dat u mijn mond onthult, |
|
helder het inzicht dat mijn hart vervult. |
|
Een spreuk verneemt mijn oor, ik grijp de snaren. |
|
Mijn lier zal u een raadsel openbaren. |