Psalm 48


1   De Heer is groot, zijn lof weerklinkt
waar op de berg de Godsstad blinkt.
Hoe schoon is Sion, hoe verheven,
een vreugd voor wie op aarde leven,
Hier wordt paal en perk gesteld
aan der wereld bruut geweld,
want hier staat de hoge woning
waar God zelf regeert als Koning.
En Hij toont zich t' allen tijde
de beschermer van wie lijden.

2   De vorsten sloten zich aaneen
en drongen op om Sion heen,
maar bij de aanblik van haar wallen
heeft 's Heren schrik hen overvallen
en zij vluchtten in hun nood.
Oostenwind verdreef hun vloot.
Ja, ons eigen oog aanschouwde
waar de vaadren op vertrouwden;
God heeft voor zijn stad gestreden,
eeuwig is Hij Sions vrede.

3   Wij loven, Heer, U in uw huis,
ons hart is in uw liefde thuis.
Gij die uw naam ons openbaarde,
uw lof is tot het eind der aarde.
Recht is in uw hand, o Heer,
Sion jubelt U ter eer.
Hoor hoe Juda 's dochters zingen
bij de grootse rechtsgedingen,
waar Gij vonnis hebt gewezen.
Ja, uw oordeel zij geprezen.

4   Komt, trekt verheugd om Sion heen,
en telt haar torens een voor een,
ziet hoe de bastions daar rijzen,
gaat door de zalen der paleizen.
Meldt het aan het nageslacht,
wat God heerlijk heeft volbracht;
ja, gij zult uw kind'ren leren;
deze god is onze Here;
nimmer zal Hij van ons scheiden,
tot de dood blijft hij ons leiden.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)