Psalm 47


1   Volken weest verheugd,
jubelt, toont uw vreugd,
prijst met handgeklap
's Heren koningschap.
Ja, Hij is de Heer,
volken slaat Hij neer,
zijn geduchte kracht
geeft z' in onze macht.
Met zijn eigen hand
meet Hij Jakob 't land,
die daar woont met trots,
als beminde Gods.

2   God stijgt blinkend schoon
met gejuich ten troon.
Luid bazuingeschal
meldt het overal.
Zingt Gods eer, heft aan,
's Konings eer, heft aan.
Heel de aarde hoort
naar des Heren woord,
is zijn rijksgebied.
Zingt een kroningslied!
Die de volken leidt
troont in heiligheid.

3   Maakt het dan bekend;
Godes regiment
houdt de volken saam,
geeft hun rang en naam.
Eedlen treden aan
om op wacht te staan.
Abrahams geslacht,
het betrekt de wacht.
Hem, die 't aards geweld
paal en perken stelt,
Hem zij lof en eer,
den verheven Heer.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)