Psalm 46


1   God is een toevlucht t' allen tijde,
die ons uit nacht en dood bevrijdde.
Al zou de aarde ondergaan,
wij zien het zonder vrezen aan.
Al staat geen berg meer vast, al dreigen
de zee‰n overhand te krijgen,
laat schuimend al hun golven slaan,
wij zien het zonder vrezen aan.

2   De Godsstad ligt aan blanke stromen.
God staat haar bij, de dag zal komen.
Hij woont in haar, zij wankelt niet,
zij kroont zijn heilig rijksgebied.
Al hebben volken zich verheven,
Hij roept en doet de aarde beven.
Hij is met ons, Hij wendt ons lot.
Een vaste burcht is onze God.

3   Komt en aanschouwt des Heren daden,
aanbidt zijn toorn en zijn genade;
zijn toorn die 't oorlogstuig verslindt,
zijn gunst waarin gij vrede vindt.
Hij spreekt: "Laat af, Ik ben de Here,
de Heilige die elk moet eren".
Hij is met ons, Hij wendt ons lot.
Een vaste burcht is onze God.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)