2 |
Uw heil is als de hemel hoog, |
|
uw trouw verheft zich voor ons oog |
|
tot in de hoogste wolken. |
|
Uw recht is als de bergen vast, |
|
uw oordeel als de vloed die wast, |
|
tot schrik voor alle volken. |
|
Uw gunst alleen maakt waarlijk vrij, |
|
ja, over mens en dier wilt Gij |
|
alom uw vleug'len spreiden. |
|
Bij U te wonen, Heer, is goed, |
|
met spijs en drank in overvloed |
|
wilt Gij ons hart verblijden. |