Psalm 26


1   O Heer, op wie ik pleit,
in mijn eenvoudigheid
heb ik geleefd, U toegewend.
Op U is al mijn hopen.
Ik leg mij voor U open,
die mij in hart en nieren kent.

2   Mijn oog ziet, waar ik ga,
uw trouw en uw gena.
Ik ben niet in de kring gegaan
der valsen en verraders,
bij listig' euveldaders
en leugenaars zat ik niet aan.

3   Ik was mijn handen rein,
dat ik bij hen mag zijn,
die in een stoet om uw altaar
uw wond'ren zingend eren,
want ik heb lief, o Here,
uw hoge woning wonderbaar!

4   O Heer, verstoot mij niet
als een die bloed vergiet,
of die zijn handen heeft gevuld
met schandelijke handel.
Onstraf'lijk is mijn wandel:
verlos mij, stel mij buiten schuld.

5   Verenigd in uw naam
met allen die tezaam
U dienen met oprecht gemoed,
zal ik uw lof verheffen.
Mijn weg is recht en effen:
ik treed U zingend tegemoet.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)