1 | De aarde en haar volheid zijn |
des Heren koninklijk domein, | |
de wereld en die daarin wonen. | |
Het land rijst uit de oceaan, | |
rivieren breken zich ruim baan | |
om Gods volmaakte macht te tonen. |
2 | Wie is de mens die op zal gaan |
en voor Gods heilig aanschijn staan? | |
Wie mag de tempel binnentreden? | |
Wie niet op loze wijsheid bouwt, | |
zijn hart en handen zuiver houdt | |
van kwade trouw en valse eden. |
Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)