2 |
Zelfs door een dal van diepe duisternissen |
|
waar ik het licht der levenden moet missen, |
|
vrees ik geen kwaad, want Gij zijt aan mijn zijde |
|
met stok en staf, tot troost en tot geleide. |
|
Onder het oog van hen die mij verraden |
|
richt Gij mij toe het nachtmaal der genade. |