1 |
Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij mij |
|
en blijf zo ver, terwijl ik tot U schrei, |
|
en redt mij niet, maar gaat aan mij voor bij? |
|
Hoe blijft Gij zwijgen? |
|
Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen |
|
bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten, |
|
maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten |
|
in klacht op klacht. |