1 |
Bewaar mij, want ik schuil bij U, o God, |
|
Gij zijt mijn Heer, en mijn geluk is zeker. |
|
Gij maakt bestendig mijn voorspoedig lot, |
|
Gij zijt mijn heil, mijn erfdeel en mijn beker. |
|
Gij deelt mij toe zo lieflijke landouwen |
|
dat mijn hart in mij opspringt bij 't
aanschouwen. |