Psalm 15


1   Wie zult Gij noden in uw tent,
wie op uw heil'ge berg doen wonen?
Hem die o Heer, uw recht niet schendt,
in heel zijn wandel U erkent,
die zult Gij U een gastheer tonen.

2   Wie wordt er in uw huis geëerd?
Wiens hart niet overlegt ten kwade,
wiens tong geen goed in kwaad verkeert,
die van zijn naaste onheil weert
en hem nooit krenken zal of smaden.

3   Slechts zij die U verwerpen, Heer,
die zijn verwerp'lijk in zijn ogen;
maar wie U vrezen geeft hij eer,
hij breekt zijn eden nimmermeer,
hij woekert niet met zijn vermogen.

4   Wie mag te gast zijn in uw tent,
wie zult Gij drank en voedsel reiken?
Die onomkoopbaar 't recht erkent
van ieder die zich tot hem wendt.
nooit zal hij wank'len en bezwijken.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)