Psalm 14


1   De dwaas zegt in zijn hart: "Er is geen God",
en ieder doet wat goed is in zijn ogen.
't Gebinte van het leven wordt bewogen,
de zonde woekert, ieder drijft de spot
met Gods gebod.

2   De Heer ziet uit de hemel, of nog een
de wijsheid heeft om naar zijn woord te horen,
of een Hem zoekt. Geen mens wil zich aan Hem storen.
Geen mens die goed doet in de wereld, neen,
God vindt er geen.

3   Is er op aarde geen spoor van inzicht meer
bij hen die in het kwaad behagen vinden,
hen die mijn volk als was het brood verslinden?
Zij roepen God niet aan, zij roven d' eer
van God de Heer.

4   Zie hoe de schrik hen eensklaps overmant:
God treedt in 't krijt voor hen die naar Hem vragen,
Hij maakt te schande wie zijn volk belagen;
her blijft verdrukt, bedreigd van alle kant,
maar in Gods hand.

5   Breng, Here, breng een keer in 't aards bestel,
kom toch van Sion uit uw volk bevrijden.
Wend, Heer, ons lot, stel paal en perk aan 't lijden,
dan brengt U vrolijk lof met zang en spel
heel Israël.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)