Psalm 12


1   Breng redding, Heer, de vroomheid is geweken.
Geen mens is trouw; elk is een leugenaar.
Met gladde tong hoort men ze leugens spreken,
met vleierij bedriegen ze elkaar.

2   Laat God de lippen van de vleiers treffen,
de grootspraak doen verstommen van wie zegt:
"Wie waagt het tegen ons zich te verheffen?
Ons woord is wet, wij zijn van niemand knecht".

3   "Nu zal Ik opstaan", spreekt de Heer der heren,
"om wat zij armen hebben aangedaan.
Ik zal het lot van de verdrukten keren.
Ik red hen uit. Hun klacht heb Ik verstaan".

4   Gods mond alleen spreekt woorden die niet falen,
zuivere woorden, onvervalst en klaar,
als zilver dat de smeltkroes zeven malen
gelouterd heeft. Al wat God spreekt is waar.

5   Laat de geweldenaars op aarde woeden.
Al neemt steeds meer hun valsheid overhand,
Gij Heer, houdt ons voor immer in uw hoede.
Gij zijt trouw, uw woord doet Gij gestand.
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)