1 |
Hoe komt het, Heer, dat Gij zo verre zijt? |
|
Hoe kan het zijn verborgen voor uw blik |
|
dat uw vernederd volk verdrukking lijdt? |
|
Verwar de trotse in zijn eigen strik, |
|
ontstel hem met de dreiging van uw schrik! |
|
Hij gaat met zijn hebzuchtig hart te rade, |
|
zichzelve roemend, Heer, om U te smaden. |