Psalm 6


1   Heer, toon mij uw genade,
straf mij niet naar mijn daden,
ik was in kwaad verblind.
Komt mij uw hand kastijden,
sla mij met medelijden
als uw weerspannig kind.

2   Ik word verteerd door vrezen,
o Heer, kom mij genezen,
mijn hart is droef en bang.
hoe lang al zijn de nachten
een luisteren en wachten?
Ach Here, tot hoe lang?

3   Keer weder, red mijn leven!
Wil mij toch uitkomst geven:
uw goedheid is zeer groot.
Want wie kan U gedenken,
wie kan U ere schenken
in 't donker van de dood?

4   De slaap is mij ontnomen,
ik laat mijn tranen stromen
in nachten van verdriet.
Hoe lang moet ik aanschouwen
die steeds mijn ziel benauwen?
O Heer, verlaat mij niet!

5   Wijkt, werkers van het kwade!
De Heer heeft in genade
mijn smekingen verstaan.
De Heer heeft in ontfermen
geluisterd naar mijn kermen
en neemt mijn bidden aan.

6   Waar zijn zij die mij jaagden,
die mij ter dood belaagden?
God sloeg ze met zijn schrik!
Zij werden zelfs als doden,
zij zijn beschaamd gevloden
als in een ogenblik!
Terug naar boven

Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)