Psalm 4
1
Laat als ik roep mij op U hopen,
o God van mijn gerechtigheid.
Geef mij uw antwoord, doe mij open,
die mij, als ik ben ingesloten,
ruim baan maakt en mij weer bevrijdt.
Hoe lang zult gij mij blijven smaden,
gij groten, door de schijn bekoord?
Weet toch: de Here slaat mij gade.
Weet dat ik leef van zijn genade.
Hij is het die mijn roepen hoort.
2
Laat niet tot zonde uw geschil zijn,
maar zoekt uw vrede voor de nacht.
Spreekt tot uw hart en laat het stil zijn,
laat wat de Here wil uw wil zijn,
schenkt Hem wat Hij van u verwacht.
"Wie", zeggen velen, "toont ons 't goede?"
Verhef dan uw gelaat, o Heer.
Gij maakt het mij zo wel te moede;
hebben zij 's werelds overvloeden,
uw vrede in mijn hart is meer.
3
Ik kan gaan slapen zonder zorgen,
want slapend kom ik bij U thuis.
Alleen bij U ben ik geborgen.
Gij doet mij rusten tot de morgen
en wonen in een veilig huis.
Terug naar boven
Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)