Psalm 1 1 Gezegend hij, die in der bozen raad niet wandelt, noch met goddelozen gaat, noch zich met spotters in de kring laat noden, waar ieder lacht met God en zijn geboden, maar die aan 's Heren wet zijn vreugde heeft en dag en nacht met zijn geboden leeft. 2 Hij is een groene boom die staat gepland waar waterbeken vloeien door het land. Zijn loof behoeft de droogte niet te duchten, te goeder tijd geeft hij zijn rijpe vruchten Gezegend die zich aan Gods wetten voedt: het gaat hem wel in alles wat hij doet. 3 Gans anders zal 't de goddelozen gaan: zij zijn het kaf dat wegwaait van het graan. Zij kunnen zich voor God niet staande houden, er is geen plaats voor hen bij zijn vertrouwden. God kent die wandelt in het rechte spoor, wie Hem verlaat gaat dwalende teloor. Psalmen uit het Liedboek voor de Kerken (1973)