2 | Geen licht is ons gebleven, |
er is geen God te zien, | |
de dagen alle zeven | |
en de geboden tien, | |
dan deze ene naam; | |
die naam is alle nachten | |
ons heimelijk verwachten, | |
ons innerlijk geheim. |
3 | De duisternis te boven |
al staat de nacht rondom, | |
zijn allen die geloven | |
dat Jezus is de zon. | |
Zij kiemen uit zijn graf, | |
zij bloeien uit zijn wonden, | |
zij worden uitgezonden | |
de nacht uit in de dag. |
5 | Het licht van alle stralen |
komt uit zijn aangezicht. | |
Zijn ster zal nooit meer dalen | |
en met Hem opgericht | |
verhogen zij de dag, | |
verhogen zij het leven | |
en roepen heil en zegen | |
over de aarde af. | |
Liedboek voor de Kerken 1973