1 | Verblijdt u in de Heer te allen tijd! |
Dat zeg ik u, dat zeg ik u: verblijdt u! | |
Verblijdt u, want de Heer is zeer nabij, | |
de Heer is zeer nabij en Hij bevrijdt u. |
2 | Weest niet bezorgd, maar bidt en smeekt de Heer, |
weest niet bezorgd, maar mild en toegenegen, | |
want Hij brengt in uw ballingschap een keer; | |
zijn land, zijn erf, zijn stad heeft Hij gezegend. |
3 | Daarom, dankt God! De vrede die Hij geeft |
gaat alle redelijk verstand te boven. | |
Hij die uw harten in zijn hoede heeft, | |
is goed, is God. Gij moet in Hem geloven. | |
Liedboek voor de Kerken 1973