1 | Naam van Jezus die ten dode |
op het hout geschreven zijt, | |
vreemde koning van de Joden | |
die ten spot verheven zijt, | |
vorstelijk hebt Gij gestreden | |
om de vrede | |
tot in alle eeuwigheid. |
2 | Zoon van God en zoon van David, |
priester zonder waardigheid | |
die ten dienste van de slaven | |
als een slaaf op aarde zijt, | |
aan de mens gelijk geworden | |
ja gestorven | |
voor ons aller zaligheid. |
3 | alle leven moet zich buigen, |
voor U buigen mettertijd, | |
al wat stem heeft zal getuigen | |
dat Gij Algebieder zijt, | |
God heeft U een naam gegeven | |
hoog verheven | |
boven alle namen uit. | |
Liedboek voor de Kerken 1973