1 | Wordt krachtig in de Heer |
en in zijn sterke macht, | |
de duivel gaat tekeer, | |
weest op zijn list bedacht. |
2 | Niet tegen vlees en bloed |
is deze strijd gericht, | |
het is een geest die woedt, | |
een vijand van het licht, |
3 | des duivels hoge raad |
en boze overheid, | |
al wat aan macht bestaat | |
en kwade majesteit. |
4 | Om deze reden doet |
Gods wapenrusting aan, | |
zodat gij als het moet | |
de vijand kunt weerstaan. |
5 | Met waarheid weest omgord |
en pantsert u met recht, | |
zodat gij weerbaar wordt | |
en standhoudt in 't gevecht. |
6 | Uw voeten onvermoeid |
voor vrede in de weer, | |
die moeten zijn geschoeid | |
met ijver voor de Heer. |
7 | Uw schild is dat gij God |
vurig en vast gelooft, | |
zodat gij onder schot | |
het vuur van satan dooft. |
8 | De helm van het behoud |
die om de slapen sluit, | |
dat is het heil van God, | |
de kracht der zaligheid. |
9 | Zo staat gij dan gereed, |
strijdvaardig en gespoord, | |
ten laatsten kamp en weet: | |
het zwaard dat is Gods woord. |
10 | En bidt dan in de Geest |
voortdurend voor elkaar | |
God die de harten leest, | |
dat Hij u wel bewaar! | |
Liedboek voor de Kerken 1973