Gezang 9


1   Mijn hart verheugt zich zeer
en roemt in God, de Heer.
Hij doet mij 't hoofd opsteken.
Hij heeft mijn eer gered
Ik kan vrijmoedig met
al wie mij hoonde spreken.

2   Niemand ter wereld is
van rang en stand gewis,
want God alleen is heilig.
Maar wie zijn onmacht kent
en tot de Heer zich wendt,
is in zijn hoede veilig.

3   Waartoe dat loos gepraat
van eigen hoge staat,
die trots van kloeke mannen!
De Heer die alles weet
beoordeelt lief en leed
en weegt der mensen plannen.

4   De boog valt uit de hand
van wie hem pochend spant
om need'rigen te treffen.
Maar wie versaagde wordt
met nieuwe kracht omgord
en zal zich blij verheffen.

5   Wie breed aan tafel zat
en lekkernijen at
leert schamel brood te prijzen.
Maar wie gebrek leed, is
gezeten aan een dis
vol uitgelezen spijzen.

6   Een vrouw die wordt gesmaad
om haar vergeefse staat
krijgt rijke kinderzegen.
Maar wie zich heeft beroemd,
daar men haar moeder noemt,
staat eenzaam en verlegen.

7   De Heer, zijn naam zij lof,
werpt levenden in 't stof,
doet doden weer herleven.
De trotsen slaat Hij neer.
Geringen wordt de eer
van edelen gegeven.

8   Het is de Heer die doodt
en die de donk're schoot
van 't graf weer kan ontsluiten.
Waar Hij het leven geeft,
die zelve waarlijk leeft,
daar is het niet te stuiten.

9   De Here God regeert.
Zijn goede trouw fundeert
een rijk voor al de zijnen.
Zij zijn gerust en stil.
Maar wie het boze wil
zal in de nacht verdwijnen.

10   Des Heren woord beslist
der volken oude twist.
De laatsten worden eersten.
Mijn hart verheugt zich zeer,
en roemt in God, de Heer.
Zijn vredevorst zal heersen.

Liedboek voor de Kerken 1973