Gezang 89


1   O Christus, Heer der heerlijkheid
die Gij aan ons zult openbaren,
al 't lijden hier in deze tijd
is maar een schaduw die verglijdt,
uw licht is niet te evenaren.

2   Gij zult aan ons uw wederschijn,
in ons bestaan uw rijk betonen.
Dan zullen wij, uit nood en pijn
geboren, eind'lijk mensen zijn,
o mensenzoon, als Gij Gods zonen.

3   Daarnaar ziet heel de schepping uit,
zij wacht reikhalzend van verlangen,
dat Adam haar begroet als bruid,
dat hij haar weer een zin ontsluit,
die in zinloosheid was gevangen.

4   Ja, eens, met ons tesaam zal zij
verlost zijn, in uw licht verheven;
dan is haar kreunen en geschrei,
dan is de barensnood voorbij
slechts blijdschap om het nieuwe leven.

5   Dank voor de Geest, ons toevertrouwd,
die ons reeds nu die dag doet prijzen!
Gij, onze hoop en ons behoud,
geef ons, het heil, van ver aanschouwd,
aan heel uw schepping te bewijzen.

Liedboek voor de Kerken 1973