Gezang 86


1   De wereld is van Hem vervuld,
die 't kennen gaat te boven,
wiens heerlijkheid ons is verhuld,
in vonken licht verstoven.
Geen mensenoog heeft Hem gezien
wien elk zijn tempel bouwt, in wien
onwetend wij geloven.

2   Maar Hij die in de aanvang schiep
de hemel en de aarde,
die al wat is tot aanzijn riep,
de Ongeėvenaarde,
woont niet in tempels; er is niets
dat Hem ontbreekt, hoe zou Hij iets
uit mensenhand aanvaarden?

3   Hij blies ons van zijn adem in.
Hij, hemelhoog verheven,
heeft ons in Adam een begin,
een levensdoel gegeven:
te wonen op zijn aarde, waar
het goed is, goed om met elkaar
in zijn verbond te leven.

4   Hij meet ons tijd en ruimte toe
genoeg om Hem te vinden.
Hij kent ons toch, Hij weet toch hoe
wij tasten in den blinde
naar Hem, uit wie ons leven is.
Eens treedt Hij uit de duisternis
en noemt ons zijn beminden.

5   Ja, Hij is elk van ons nabij,
hoe hemelhoog verheven;
in Hem bestaan, bewegen wij,
in Hem is heel ons leven.
Dat heeft Hij aan het licht gebracht:
de mensen zijn van zijn geslacht,
voorgoed met Hem verweven.

6   Hij die ons ver is en verwant,
hoe kan Hij zijn aanbeden
in enig beeld, door mensenhand
uit steen of hout gesneden?
Geen denkbeeld zelfs, hoe hoog, hoe diep,
kan Hem bevatten die ons roep
om Hem te kennen, heden.

7   Want Hij die zozeer anders is
dan al wat wij vereren,
verscheen in de geschiedenis,
God zelf, de Heer der heren.
De eeuwen der onwetendheid
zijn om, het is de hoogste tijd
tot Hem ons te bekeren.

8   God heeft zich zelf ons toegewend:
een man verscheen op aarde,
een mens, in wie Hij onherkend
zich aan ons openbaarde.
In Hem als in een tempel heeft
de God gewoond die eeuwig leeft,
de Ongeėvenaarde.

9   Hij die rechtvaardig was en stil
droeg wat Hem was beschoren,
die stierf, en zie Hij leeft, Hij wil
ook in ons zijn herboren.
Ons leven is in het geding:
tot onze val en opstanding
heeft God Hem uitverkoren.

10   Hoort dan de stem van Christus, die
uit aller heren landen
u tot zich roept, hoort Hem, voor wie
de dood zelfs werd te schande:
bekeert u, die nog spot en lacht,
de grote dag, de grote nacht,
het oordeel is ophanden.

Liedboek voor de Kerken 1973