Gezang 83


1   O Heer, blijf toch niet vragen.
Gij weet dat ik U haat,
dat ik geen kruis wil dragen,
niet gaan waarheen Gij gaat.
O Heer, blijf toch niet vragen.

2   O Heer, heb mededogen.
Vraag toch niet weer. Gij weet
dat ik U steeds verloochen,
dat ik U steeds vergeet.
O Heer, heb mededogen.

3   Gij vraagt ten tweeden male.
Gij, Herder, spreekt zo zacht
van schapen die verdwalen
en kermen in de nacht.
Gij vraagt ten tweeden male.

4   Heer, blijf mij niet ontroeren.
Ik stond wel voor U klaar,
als ik een zwaard mocht voeren;
maar dit is mij te zwaar.
Heer, blijf mij niet ontroeren.

5   Ten derden male vraagt Gij.
Gij laat niet van mij af.
Mijn haat, mijn opstand draagt Gij,
begraaft ze in uw graf.
Ten derden male vraagt Gij.

6   Gij weet toch alles, Here.
Ik heb U lief. Gij weet:
liefde zal mij verteren,
zelfs als ik U vergeet.
Gij weet toch alles, Here.

7   O Heer, vraag altijd verder.
Uw liefde triomfeert.
Huurlingen worden herder.
Het offerlam regeert.
O Heer, vraag altijd verder.

Liedboek voor de Kerken 1973