1 | Wij willen de bruiloftsgasten zijn |
van Kana in Galilea. | |
Wij drinken daar van de bruiloftswijn. | |
Wij willen van harte vrolijk zijn | |
met Jezus en Maria. |
2 | Maria sprak in bekommerdheid: |
er is niet genoeg te drinken. | |
Maar Hij zei: nog is het niet mijn tijd. | |
Zij wist in haar hart: Hij is bereid, | |
en zal het ons zeker schenken. |
3 | En toen de maaltijd ten einde liep, |
zag Hij naar de lege vaten, | |
en deed ze vullen door die Hij riep, | |
en scheppen wat Hij te drinken schiep. | |
Zij proefden: wijn was het water. |
4 | Wij mogen met Jezus gezeten zijn |
te Kana tussen de gasten. | |
Een ander schenkt eerst de goede wijn | |
en drinkt de mindere op het eind. | |
Hier komt het beste het laatste. |
5 | Wij zijn op het bruiloftsfeest genood |
met Jezus en met Maria. | |
Hij draagt ons over de watervloed | |
en laaft ons hart met zijn hartebloed | |
te Kana in Galilea. | |
Liedboek voor de Kerken 1973