1 | De Heer is onze reisgenoot, |
Hij die ons zijn gezelschap bood | |
en sprekend over kruis en graf | |
geduldig tekst en uitleg gaf. |
2 | Zo valt een lange weg ons licht, |
de schrift opent een vergezicht | |
en brengt verdwaalden dicht bij huis, | |
verloren zonen komen thuis. |
3 | De avond daalt, blijf bij ons Heer! |
Hij zet zich aan de tafel neer | |
en breekt het brood en schenkt de wijn, | |
die gast, het moet de gastheer zijn! |
4 | Wij keren naar Jeruzalem, |
ons brandend hart verneemt zijn stem, | |
Hij deelt met ons het daag'lijks brood, | |
de Heer is onze reisgenoot. | |
Liedboek voor de Kerken 1973