1 | De laatsten worden de eersten, |
wie knielde krijgt een troon, | |
de knechten mogen heersen, | |
de dienaar heet een zoon. |
2 | O Heer, o eerstgeboren |
van allen uit de dood, | |
Gij zoekt wat is verloren, | |
Gij maakt het leven groot. |
3 | Gij die als allerlaatste |
ter wereld wederkomt, | |
Gij wijst ons onze plaatsen | |
wanneer de strijd verstomt. |
4 | Wie zelf zich hoog verheffen, |
die slaat zijn oordeel neer, | |
de bergen worden vereffend, | |
de zee zwijgt voor de Heer. |
5 | Maar wie zich heeft gebogen |
voor wat Hij geboden heeft, | |
die zal Hij ook verhogen | |
zo waar Hij eeuwig leeft. |
6 | De laatsten worden de eersten, |
wie knielde krijgt een troon, | |
wie slaaf was mag nu heersen, | |
de vreemdeling wordt zoon. | |
Liedboek voor de Kerken 1973