Gezang 65


1   Het graan slaapt in de aarde
en 't hemels koninkrijk,
verborgen in de wereld,
is aan het graan gelijk.

2   Nadat het uitgestrooid is,
wisselen dag en nacht.
Geen weet hoe het gegroeid is:
het draagt vanzelve vrucht.

3   De halm groeit in de vore,
en in die halm de aar,
en in die aar het koren:
het wordt vanzelve zwaar.

4   Wanneer het koren rijp is,
laat God de sikkel slaan,
omdat zijn koninkrijk is
geborgen in het graan.

Liedboek voor de Kerken 1973