Gezang 6


1   Ik zing voor de Heer en ik prijs zijn gezag;
het komt aan de dag.
Zijn hand is verheven, zijn hand die bevrijd,
zijn hand die zijn volk heeft geleid.
De God onzer vaadren wordt heerlijk bekend.
Wij prijzen zijn naam in zijn heilige tent.
Hij heeft ons verlost en Hij ging met ons mee
en wie ons vervolgden wierp Hij in de zee
met vliegende vaandels en blinkende zwaarden,
met wagens en paarden.

2   De Heer is een krijgsman, Hij trekt voor ons uit
en machtig verluidt
de roemrijke klank van zijn naam over ons:
de Here, de God des verbonds!
Hij heeft ons bevrijd, uit het diensthuis vandaan,
Hij heeft ons geleid op een veilige baan.
De wateren weken en stonden gedwee,
de vijand verzonk als een steen in de zee
met vliegende vaandels en blinkende zwaarden,
met wagens en paarden.

3   Wie is er, o Here ter wereld als Gij?
Wie komt U nabij
in heilige luister, in reddende macht
die wonderen tot stand heeft gebracht?
Wij moeten U loven met hart en met mond,
want Gij zult ons brengen naar heilige grond.
Uw liefde bereidt ons een veilig gebied.
Uw dreigende vinger verwijst naar het niet
de vliegende vaandels en blinkende zwaarden,
de wagens en paarden.

4   De volken der aarde gaan eind'lijk verstaan
wat Gij hebt gedaan.
Hun leiders die bouwen op list en geweld
verstommen en zwijgen ontsteld.
Totdat Gij uw volk dat Gij zelve formeert,
totdat Gij het volk dat tot U zich bekeert
het land van belofte hebt binnengebracht,
vergaan door het diepe geheim van de macht
de vliegende vaandels en blinkende zwaarden,
de wagens en paarden.

5   Ik zing voor de Heer. Hij is koning voor goed
en dwars door de vloed
geleidt Hij de zijnen. Zijn goddelijk spoor
gaat zelfs in de zee niet teloor:
de zee van zijn toorn die de zonden verzwelgt,
het water en bloed dat de zonden uitdelgt.
Zo gaat het van doodszee naar levensjordaan,
en zingende moeten het water in gaan
met slaafse ellende en vorst'lijke waarde
de mens der aarde.

Liedboek voor de Kerken 1973