Gezang 59


1   De rijke kwam tot Jezus
en vroeg Hem: goede Meester,
hoe word ik zalig? Leer mij
te leven. Maar de Heer zei:
gij hebt toch de geboden:
niet stelen en niet doden,
niet liegen, niet hoereren,
vader en moeder eren?
Wij trekken in karavanen,
wij willen langs vaste banen
met pak en zak naar de hemel,
wij hebben de weg bepaald.
Maar God zegt dat onze kemel
moet door het oog van de naald.

2   De rijke zei: ik lette
van jongsaf op die wetten
en deed wat zij mij zeiden.
Ik heb steeds onderscheiden
het goede van het kwade.
Ik ben aan moeder, vader
met heel mijn hart gehoorzaam
en volg hen waar zij voorgaan.
Wij trekken in karavanen,
wij willen langs vaste banen
met pak en zak naar de hemel,
wij hebben de weg bepaald.
Maar God zegt dat onze kemel
moet door het oog van een naald.

3   En Jezus zag de rijke
en dacht: hoe kan een rijke
ooit tot de hemel ingaan?
Hij zei: gij hebt veel dingen,
maar een ontbreekt u: armoe.
Word arm nu met de armen
en volg mij om te erven
leven dat niet kan sterven.
Wij trekken in karavanen,
wij willen langs vaste banen
met pak en zak naar de hemel,
wij hebben de weg bepaald.
Maar God zegt dat onze kemel
moet door het oog van een naald.

4   Heer, wij zijn droef te moede.
Wij zoeken naar het goede,
maar het zijn harde woorden
die wij U spreken hoorden.
Kunnen wij niets behouden?
Zendt Gij ons in de koude
en wilt alleen verwarmen
die arm zijn met de armen?
Wij trekken in karavanen,
wij willen langs vaste banen
met pak en zak naar de hemel,
wij hebben de weg bepaald.
Maar God zegt dat onze kemel
moet door het oog van een naald.

Liedboek voor de Kerken 1973