1 | De schapen alle honderd, |
die moeten binnen gaan, | |
maar een is afgezonderd | |
naar eigen zin gegaan | |
Op alle honderd schapen | |
die van de kudde zijn | |
heeft een de kooi verlaten | |
en dwaalt in de woestijn. |
2 | De herder is verwonderd: |
waar is het schaapje heen? | |
Hij telt ze een voor een | |
Van al de honderd schapen | |
die Hem ter harte gaan | |
heeft een de kooi verlaten | |
en is apart gegaan. |
Liedboek voor de Kerken 1973