Gezang 58


1   De schapen alle honderd,
die moeten binnen gaan,
maar een is afgezonderd
naar eigen zin gegaan
Op alle honderd schapen
die van de kudde zijn
heeft een de kooi verlaten
en dwaalt in de woestijn.

2   De herder is verwonderd:
waar is het schaapje heen?
Hij telt ze een voor een
Van al de honderd schapen
die Hem ter harte gaan
heeft een de kooi verlaten
en is apart gegaan.

3   De herder is gedwongen
naar de woestijn te gaan.
Hij heeft het schaap gevonden,
zo komt het veilig aan
waar al de and're schapen
alreeds verzameld zijn,
want wie de kooi verlaten
die vinden de woestijn.

4   De mensen zijn gebonden
door herders zonder hart,
zo hebben zij gezondigd
en allen zijn zij zwart
Maar God wil van de schapen
de goede herder zijn.
Hij heeft de kooi verlaten,
Hij zoekt in de woestijn.

Liedboek voor de Kerken 1973